| |
|
Hoffdstuk
6.
De
Wederkomst Onzes Heeren.
-- Haar Doel De Wederherstelling Aller Dingen. |
|
-De
wederkomst onzes Heeren zal persoonlijk
en vóór
het Millennium zijn.
-De verhouding tusschen de eerste en de
tweede komst.
-De uitverkiezing der Gemeente, en de
bekeering der wereld.
-Uitverkiezing en vrije genade.
-Gevangenen in hope.
-Profetische getuigenis aangaande
wederherstelling.
-De wederkomst onzes Heeren klaarblijkelijk de
hope der Gemeente en der Wereld.
|
|
“En
Hij gezonden zal hebben Jezus Christus, die (het feit) u te voren
gepredikt is; welken de hemel moet ontvangen tot de tijden der
wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond al
zijner heilige profeten van alle eeuw.” Hand. III:20, 21.
|
The
second personal coming
of Jesus
If Jesus has been with the church
for 2,000 years,
why did he promise
to come again?
|
Dat
het in de bedoeling van onzen Heer lag, zijnen discipelen te doen verstaan
dat hij, voor het een of andere doel, op de een of andere wijze, en te
eeniger tijd, weder zoude keeren, wordt naar wij vermoeden, door allen die
met de Schriften bekend zijn, erkend en geloofd.
Wel is waar, heeft Jezus gezegd:
“Ziet,
ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld,”
en
is Hij door Zijnen geest en Zijn woord voortdurend met de Gemeente geweest,
Zijne heiligen leidende, besturende, [100] vertroostende, en opbouwende, hen
opbeurende te miden hunner verdrukkingen.
Maar
hoewel de Gemeente aldoor, het zalige besef gehad heeft date de Heere al
hare wegen kende, en haar voortdurend verzorgde en liefhad, toch verlangt
zij naar zijne beloofde persoonlijke wederkomst; want toen hij zeide:
“zoo
wanneer ik heen zal gegaan zijn, zoo kome ik weder” (Joh. XIV:3),
heeft hij zeker naar een tweede
persoonlijke komst verwezen. |
Pentecost
was NOT
the second advent. |
Sommigen
meenen dat hij heenwees naar de nederdaling van den Heiligen Geest, op het
Pinksterfeest; anderen, naar de verwoesting van Jeruzalem, enz; maar dezen
zagen klaarblijkelijk het feit over het hoofd, dat in het laatste boek des
Bijbels, geschreven ongeveer zestig jaren na Pinksteren, en zes en twintig
jaren na de verwoesting van Jeruzalem, hij die dood was, en weder levend
is, van deze gebeurtenis, als nog in de toekomst zijnde, spreekt, zeggende:
“Ziet,
ik kom haastiglijk, en mijn loon is met mij.”
En
de bezielde Johannes antwoordt:
“Ja kom, Heere Jezus! -- Openb. XXII:12, 20.
Velen
denken ook, dat wanneer zondaars zich bekeeren, dit een deel van de komst
van Christus uitmaakt, en dat hij op deze wijze zal voortgaan met komen,
totdat de geheele wereld bekeerd zal zijn. Dan, zeggen zij, zal hij ten
volle gekomen zijn.
|
At
the time
of our Lords second presence, the world will be far from converted
to God.
Buddhism
|
Dezen
vergeten Klaarblijkelijk de getuigenis der Schriften op dit punt, die het
tegenovergestelde dezer verwachtingen verklaren; nam. dat op den tijd der
tweede komst onzes Heeren de wereld verre van tot God bekeerd zal zijn;
dat
“in
de laatste dagen zware tijden zullen ontstaan, want de menschen zullen
meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers Gods zijn” (2 Tim.
III:1-4), dat
“booze
menschen en bedriegers tot erger zullen voortgaan, verleidende en wordende
verleid.” (Vers 13.)
Zij
vergeten des Meesters bijzondere waarschuwing aan zijn klein kuddeken:
“wacht
u zelven, dat u die [101] dag niet onvoorziens overkome, want als een
strik zal hij komen over al degenen, die op den ganschen aardbodem gezeten
zijn.” (Luk. XXI:34,35.)
Desgelijks
kunnen wij verzekerd zijn, dat als er gezegd wordt: “alle geslachten
zullen over hem rouw bedrijven,” als zij hem zien komen (Openb. I:7)
er dan niet verwezen wordt naar de bekeering van zondaars.
Bedrijven de menschen dan rouw om de bekeering van zondaars? Integendeel,
zooals bijna iedereen toegeeft, dit woord verwijst naar de tegenwoordigheid
van Christus op aarde, dus leert het ook dat niet allen op de aarde Zijne
verschijning zullen liefhebben, hetgeen zij zeker doen zouden, indien zij
allen bekeerd waren.
|
|
Sommigen
verwachten wel een werkelijke komst en tegenwoordigheid des Heeren, maar
zij zetten den tijd van die gebeurtenis in een ver verschiet, bewerende,
dat door de pogingen van de Kerk, in haar tegenwoordigen toestand, de
wereld bekeerd moet worden, en aldus de Duizendjarige eeuw ingevoerd.
Zij beweren, dat als de wereld bekeerd zal zijn, de Satan gebonden,
en de kennis des Heeren den aardbodem bedekken zal, en de volkeren
gerechtigheid geleerd zullen hebben, dat dan het werk van de Kerk in haar
tegenwoordigen toestand zal zijn afgeloopen; en dat wanner zij deze groote
en moeielijke taak volbracht zal hebben, dat dan de Heere komen zal om
aardsche zaken af te doen, geloovigen te beloonen, en zondaars te
oordeelen. |
|
Uit
hun verband gelezen, schijnen sommige schriftwoorden deze meening te
staven, maar beziet men Gods woord en plan in zijn geheel, dan krijgt men
een geheel tegenoverstaande meening, nam.: dat Chrsitus vóór
de bekeering der wereld komen zal, en dat zijn regeering die bekeering ten
doel zal hebben; dat de Gemeente nu wordt beproefd of getoetst, en
dat aan de overwinnaars beloofd wordt, dat hun belooning zijn zal, na
verheerlijkt te zijn, [102] met den Heer Jezus te deelen in die regeering
welke God ingesteld heeft om de wereld te zegenen, en de kennis des Heeren
aan alle schepselen te doen toekomen.
Het
zijn de bijzondere beloften des Heeren:
“Die overwint, ik zal hem geven, met mij te zitten
in mijnen troon” (Openb. III:21);
“en zij leefden en heerschten met Christus de
duizend jaren.: -- Openb. XX:4
|
Witnessing
to the world
does not imply
the conversion
of the world.
|
Twee
teksten zijn er, die voornamelijk aangevoerd worden door hen die beweren
dat de Heer pas na het Millennium komen zal, en waarop wij hier de
aandacht wenschen te vestigen. De
eene is:
“En
dit evangelie des koninkrijks zal in de geheele wereld gepredikt worden,
tot eene getuigenis allen volken; en dan zal het einde komen.” (Matth.
XXIV:14)
Zij
beweren dat dit zinspeelt op de bekeering der wereld vóór
het einde der Evangelische eeuw. Maar getuigen aan de wereld is niet het
hetzelfde als de wereld bekeeren.
De
tekst zegt er ook niets van hoe die getuigenis alreeds is gegeven. In 1861
toonden de verslagen van de Bijbelvereenigingen dat het Evangelie reeds in
alle talen der aarde uitgegeven was, hoewel niet al de millioenen harer
bewoners het ontvangen hadden.
Neen,
niet de helft van de veertien honderd millioenen die nu leven, hebben ooit
den naam van Jezus gehoord. Toch is aan de voorwaarde van den tekst voldaan:
het evangelie is in de geheele wereld tot een getuigenis gepredikt --
aan alle volken.
|
What
is the
main object
of the gospel now? |
De Apsotel zegt (Hand. XV:14) dat het groote doel des
evangelies in de tegenwoordige euw is, “een volk aan te nemen”
voor den naam van Christus–de overwinnende Gemeente, die bij Zijn tweede
komst met Hem vereenigd, en Zijnen naam ontvangen zal.
Het
getuigen aan de wereld is slechts een ondergeschikt doel. |
"At [Gods]
right hand"
not a location,
but authority
and power.
King Charles II
on his throne |
De
andere tekst is:
“Zit
aan mijne rechterhand [103] totdat ik uwe vijanden gezet zal hebben tot
eene voetbank uwervoeten.” (Ps. CX:1.)
De
vage, onbestemde meening aangaande dezen tekst schijnt te zijn, dat Christus
op een wezenlijken troon zit, ergens in de hemelen, totdat het werk der
onderwerping aller dingen voor Hem volbracht zal zijn door de Kerek en Hij
daarna zal komen om te regeeren. Dit nu is een verkeerd begrip.
De
anngehaalde troon Gods is geen wezenlijke troon, maar zinspeelt op Zijn
verheven gezag en bestuur; en de Heer Jezus is tot deelname in dat bestuur
verhoogd geworden. Paulus verklaart:
“God
heeft Hem uitermate verhoogd, en heeft Hem een naam boven alle namen
gegeven.”
Hij
heeft Hem gezag gegeven, boven ieder ander, naast den Vader.
Indien Christus op een wezenlijke troon zit totdat Zijne vijanden tot
eene voetbank Zijner voeten gezet zijn (allen onderworpen) dan kan Hij
natuurlijk niet komen totdat alle dingen onderworpen zijn.
Maar
indien “rechter hand” in deze tekst niet slaat op een bepaald lokaal, of
op eene bank, maar naar wij beweren, op macht, gezag, bestuur, dan volgt
daaruit dat de bedoelde tekst op geenerlei wijze strijdt met andere
schriftwoorden die leeren dat Hij komt om “ook alle dingen zich zelven
te onderwerpen” door de kracht die in Hem is. (Fil. III:21.)
Ter
verduidelijking: Keizer Wilhelm zit op den troon van Duitschland, zeggen wij,
maar wij denken daarbij miet aan den koninklijken troon, waar hij maar
zelden op zit. Als wij zeggen dat hij op den troon zit, dan bedoelen wij dat
hij Duitschland regeert. Recter hand beteekent de voornaamste plaats, naast
den oppersten bestuurder.
Dus
werd Prins Bismarck verhoogd, en was gezeten aan de recterhand der macht,
naast den Duitschen Keizer; en jozef stond aan de recter hand van Farao in
het koninkrijk van Egypte–niet letterlijk maar naar deze spreekwijze.
Jezus’
woorden tot Kajafas komen (104)hiermede overeen:
“van
nu aan zult gij den zoon des menschenzien, zittende ter recterhand der
kracht gods, en komende op de wolken des hemels.” (Matth. XXVI:64.)
Als
Hij komt, zal Hij ter rechter hand zijn, en dit zal Hij blijven gedurende de
Duizenjarige eeuw, en toto in eeuwigheid. |
The
first advent REDEEMS.
The second advent RESTORES. |
Een
verder onderzoek in Gods geopenbaarde plannen zal ons een beter inzicht
geven in het doel zoowel van de eerste als van de tweede komst onzes
Heeren; en wij moeten niet vergeten dat beide gebeurtenissen tot elkander
in betrekking staan als twee deelen van één
plan.
Het
bijzondere werk van de eerste komst was den mensch te verlossen; dat der
tweede komst is die verlosten te herstellen, te zegenen, en vrij te maken.
Zijn leven gegeven hebbende tot een rantsoen voor allen, voer onze
Verlosser op, ten einde Zijn offerande aan den Vader aan te bieden, aldus
verzoening aanbrengende voor de ongerechtigheid der menschheid.
Hij vertoeft te komen, en laat den “overste dezer wereld” toe,
zijn bestuur voort te zetten, tot na de verkiezing van “de Bruid, de
vrouw des Lams,” die, om die eere waardig te worden gerekend, de
invloeden der tegenwoordige booze wereld moet overwinnen.
Dan zal het werk, het geven aan de wereld der menschen, van de
groote zegeningen hun door Zijne offerande verzekerd, een aanvang nemen,
en zal Hij uitkomen om al de gestlachten der aarde te zegenen. |
|
Wel
is waar, zouden het herstellen en het zegenen dadelijk hebben kunnen
aanvangen, toen de losprijs door den Verlosser betaald was, en dan zoude
de komst van den Messias ééne
gebeurtenis geweest zijn met het herstellen en regeeren, gelijk de
apostlelen het in het eerst verwachtten. (Hand. I:6.)
Maar
“God had wat beters over ons voorzien”– de Christelijke
Gemeente (Hebr. XI:40); daarom is het in ons belang dat de regeering van
Christus [105] gescheiden is door deze achttien eeuwen van het lijden van
het Hoofd. |
The
period between
the advents is for
the development
of the church.
The selection
of the church... |
Het
tijdperk tusschen de eerste en de tweede komst, tusschen het rantsoen voor
allen, en den zegen voor allen, dient tot de beproeving en de verkiezing
van de Gemeente, welke is het Lichaam van Christus; anders zoude er
slechts ééne
komst geweest zijn, en het werk dat gedaan zal worden gedurende het
tijdperk Zijner tweede tegenwoordigheid, in het Millennium, zoude de
opstanding van Jezus onmiddelijk gevolgd zijn.
Of,
in plaats van te zeggen dat het werk der tweede komst, dat der eerste
komst onmiddelijk gevolgd zoude hebben, laat ons liever zeggen, ware
Jehovah niet voornemens geweest het “kleine kuddeke,” “het
Lichaam van Christus” uit te kiezen, dan zoude de eerste komst neit
plaats gehad hebben, in den tijd waarin zulks het geval was, maar zoude
gebeurd zijn op den tijd der tweede komst, en zoo zoude er slechts ééne
komst geweest zijn.
Want
God had klaarblijkelijk bedoeld dat het kwaad gedurende zes duizend jaren
toegelaten moest worden, even zoo zeker als dat het reinigen en herstellen
van alles gedurende het zevende duizendtal plaats zoude hebben.
|
The
reason for
the apparent delay in blessings. |
Zien
wij het alzoo, dan was er juist tijd genoeg tusschen het komen van Jezus
als de offerande en het rantsoen voor de zondaars, en het zegenen en
herstellen van alles, om het “kleine kuddeke” van “mede
erfgenamen” uit te kiezen.
Dit zal aan sommigen duidelijk maken het schijnbaar uitstel van God om de
zegeningen te geven welke door het rantsoen beloofd en toebereid waren. De
zegeningen zullen op den bestemden
tijd komen, gelijk vastgesteld is, en het is met een heerlijk doel dat de
prijs veel langer vooruit betaald werd dan de menschen verwact hadden.
|
The
Churchs mission is
to witness.
God has not yet even attempted
the worlds conversion. |
De
Apostel deelt ons mede dat Jezus van de aarde weg geweest is–in den
hemel–gedurende al den [106] tijd, liggende tusschen Zijne hemelvaart en
den aanvang der tijden van wederherstelling, of de Duizenjarige eeuw --
“welken
de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen,
enz.” (Hand. III:21.)
Aangezien
dus de Schriften leeren, dat de wederherstelling aller dingen het doel is
van de tweede komst onzes Heeren, en dat op den tijd Zijner verschinjning,
in plaats van bekeerd te zijn, de volken toorning en in tegenstand zullen
wezen (Openb. XI:18), zoo moet men toegeven dat óf,
gelijk wij beweeren en angetoond hebben, de bekeering der wereld in deze
tegenwoodige bedeeling werd niet van de Kerk ge..ee..ischt, alleen was haar
opgedragen het evangelie in de geheele wereld te brengen, tot eene
getuigenis, en zichzelve, onder goddelijk bestuur voor te bereiden tot
haar toekomstig werk.
God heeft Zijne macht om de wereld te bekeeren nog geenszins uitgeput.
Sterker zelfs: Hij is er nog niet eens aan begonnen.
|
A
future restitution
for every man, woman and child...
|
Dit
moge aan sommigen een vreemde verklaring schijnen, maar laten dezulken
bedenken dat indien God zulk een werk ondernomen heeft, Hij dan zeer
duidelijk gefaald heeft, want, gelijk wij gezien hebben, is er slechts een
klein gedeelte van de billioenen menschen dezer wereld dat ooit van den eenigne
naam waarbij wij behouden moeten worden, gehoord heeft. Wij
hebben slechts duidelijk de inzichten en leeringen van enkele leidende
sekten genoemd–Doopsgezinden, Presbyterianen en anderen -- nam. Dat God
bezig is, uit de wereld een “klein kuddeke,” een Gemeente te verkiezen.
Meer
dan dit, gelooven zij niet dat God doen zal, terwijl wij in de leeringen der
Schriften een volgende stap in het goddelijk plan vinden -- een Wederherstelling voor de wereld, door de uitverkoren Gemeente, als zij
voltooid en verheerlijkt zal zijn, te volbrengen. [107]
Het “kleine kuddeke,” de overwinnaar van deze evangelische eeuw, zijn
slechts het lichaam van “Het Zaad,” waarin of waardoor alle geslachten
der aarde gezegend zullen worden.
|
|
Zij
die beweren dat Jehovah gedurende zes duizend jaren getracht heeft de
wereld te bekeeren, terwijl het al dien tijd mislukte, moenten het
bezwaarlijk vinden zulke inzichten te vereenigen met de verzekering van
den Bijbel dat al de oogmerken Gods bereikt zullen worden, en dat Zijn
Woord niet ledig tot Hem wederkeeren zal, maar dat het voorspoedig zal
zijn in hetgeen waartoe het gezonden werd. (Jes. LV:11)
Het eit dat de wereld nog niet bekeerd is, en dat de kennis des Heeren nog
niet de aarde vervuld heeft, is een bewijs dat het Woord nog niet met dat
doel uitgezonden.
|
"Rightly dividing the word of truth"
Two lines
of thought
divide Christians: |
Dit
brengt ons tot de twee gedachtengangen welke de Christenen sedert eeuwen
verdeeld hebben, namentlijk, Uitverkiezing en Vrije Genade. Dat deze beide
leerstellingen, niettegenstaande hun schijnbare tegenstrijdigheid, den
steun der Schriften hebben, geen Bijbel onderzoeker die dit ontkennen zal
Dit feit moest ons dringen tot het vermoeden dat beiden op de een of
andere wijze waar moeten zijn; doch het is geheel onmogelijk hen met
elkander te vereenigen, zonder op dit punt de wet des hemels, orde,
te betrachten, en het “woord der waarheid rect
te onderscheidn.”
Wanneer
men deze orde, gelijk die in het plan der eeuwen aangeduid wordt, beschouwt,
dan ziet men duidelijk dat terwijl er een uitverkiezing in gang was
gedurende de vorige, en de tegenwoordige eeuwen, dan toch, wat, bij wijze
van onderscheiding Vrije Genade genoemt wordt, Gods genadige zorg is voor de
wereld in het algemeen, gedurende het Duizendjarige tijdperk.
Indien
men de onderscheiden trekken van de tijdperken en bedeelingen in een vorig
hoofdstuk aangetoond, duidelijk voor oogen houdt, en men onderzoekt al [108]
de teksten die betrekking hebben op uitverkiezing en Vrije Genade, die
plaatsende waar zij behooren, dan zal men kunnen opmerken dat alle, welke
over uitverkiezing handelen tot de vorige en huidige eeuwen behoorten,
terwijlde teksten die ons Vrije Genade prediken, geheel en al op de
toekomende eeuw betrekking hebben.
|
Election
Vs.
Free Grace |
Nu is de Uitverkiezing, gelijk die in den Bijbel
geleerd wordt, niet de willekeurige dwang, of het fatalisme, waar hare
voorstanders haar voor houden, en het uitleggen, maar eene verkiezing naar
de mate van geschiktheid en voegzaamheid tot het doel hetwelk God beoogt,
gedurende het tijdperk daarvoor bepaald.
De
leer der Vrije Genade, verdedigd door de Arminianen, is ook een veel
grootscher voorstelling van Gods overvloedige gunst, dan de ernstigste
voorstanders er van, ooit geleerd hebben.
Gods genade of gunst in Christus is immer vrij, in den zin van te zijn
onverdiend; maar sedert de mensch in zonde verviel, tot op den
tegenwoordigen tijd, zijn zekere gunsten Gods beperkt geweest tot
bijzondere personen, volken en klassen, terwijl in de volgende eeuw, de
geheele wereld uitgenoodigd zal worden om te deelen in de gunsten die dan
zullen worden aangeboden, op aan allen bekend te maken voorwaarden.
“En
die wil, neme het water des levens om niet.” -- Openb. XXII:17.
|
Gods selection
of Israel
is a type
of the great work for the world.
"I am not sent but to the lost sheep
of the house
of Israel."
Matthew 10:5,6
|
Terugziende,
merken wij de verkiezing of uitverkiezing van Abraham op, en van zekere
zijner afstammelingen, als de kanalen waardoor het beloofde Zaad, dat al de
geslachten der aarde zegenen moest, zoude komen. (Gal.III:29.)
Wij
merken ook de verkiezing van Isra..el op, van uit al de volken, als het volk
waarin God zinnebeeldig voorstelde hoe het groote werk volbracht zoude
worden,–hun verlossing uit Egypte, hun Kanaän,
hun verbonden, hun wetten, hun zoenoffers voor het uitwisschen hunner schuld,
en voor het besprenkelen des volks, [109] en hun priesterdom voor het
volbrengen van dit alles, zinjnde dit alles een verkleinde en zinnebeeldige
voorstelling van het ware priesterdom, en de ware offers waardoor de wereld
der menschen gereinigd zoude worden.
Sprekende
tot het volk, zegt God:
“Uit
alle gestlachten des aardbodems heb ik u alleen gekend” (Amos III:2).
Totdat
Christus kwam, werd alleen dit volk erkend, ja zelfs daarna nog, want Zijn
werk was beperkt tot hen, en Jij wilde Zijnen discipelen niet toestann tot
anderen te gaan–zeggende, als Hij hen uitzond:
“gij
zult niet ingaan in eenige stad der Samaritanen.”
Waarom
dat, Heer? En hij antwoorde:
“Ik
ben niet gezonden dan tot de verlorene schapen van het huis Israëls.”
(Matth. X:5, 6; XV:24.)
Tot
aan Zijnen dood, heeft Hij al Zijn tijd aan hen gewijd, en dáár
werd Zijn eerste werk voor de wereld volbracht, de eerste uiting
zijner vrije, overvloedige genade welke ter bestemder tijd voor alen in
warheid een zegen zijn zal.
|
Gods
gift
is unlimited. |
Deze,
Gods grootste gave, was niet tot een volk of tot een klasse beperkt. Het
was niet enkel voor Isra..el, maar voor de geheele wereld; want door de
genade Gods heeft Jezus Christus voor allen den dood gesmaakt.--
Hebr.II:9.
|
|
En
ook nu, in deze evangelische eeuw, bestaat er een zekere soort
uitverkiezing. Sommige deelen der aarde zijn meer begunstigd met het
evangelie (dat vrij is voor allen die het aanhooren) dan andere. Op
de wereldkaart kunnen wij zien hoe klein het gedeelte is dat tot op zekere
hoogte verlicht en gezegend wordt door het Evangelie. Vergelijk uzelve met
uwe voorrechten en uwe kennis, met de milioenen in heidensche duisternis
gezeten, die nimmer de roepstem gehoord hebben, en dientengevolge niet
werden geroepen.
Als de geroepene schare (geroepen tot zonen Gods, erfgenamen Gods, en [110]
mede-erfgenamen van Jezus Christus, onzen Heere -- die hun roeping en
verkiezing vast gemaakt hebben) voltallig zal zijn, dan zal pas Gods plan
voor de redding der wereld een aanvang nemen.
|
The
Second Adam and
the Second Eve
"The Spirit
and the Bride
say, Come!"
|
Het
Zaad
zal den kop der slang niet vermorzelen, totdat het uitgelezen, ontwikkeld,
en verhoogd tot macht is geworden.
“De
God des vredes zal den Satan haast onder uwe voeten verpletteren” (Rom.
XVI:20; Gen. III:15.)
De
Evangelische eeuw, maakt de reine maagd de trouwe Gemeente bereid voor de
domst van den Bruidegom. En aan het einde der eeuw, als zij “bereid” is
(Openb XIX:7) komt de Bruidegom, en zij die bereid zijn, gaan met hem in tot
de bruiloft -- de tweede Adam, en de tweede Eva worden één,
en dan zal het heerlijk werk der wederherstelling beginnen.
In
de volgende bedeeling, met den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, zal de
Gemeente niet langer de verloofde maagd, maar de Bruid zijn; en dan zullen
“de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En dan die het
hoort zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des
levens om niet.-- Openb. XXII:17.
|
|
De
Evanglische eeuw sluit het werk van de Gemeente niet af; zij is slechts
een noodzakelijke voorbereiding voor het groote werk der toekomst.
Naar dezen beloofden en komenden zegen zucht de gansche schepping,
en is als in barensnood tot nu toe, verwachtende de openbaring der
kinderen Gods. (Rom. VIII:22,19.)
En
het is een gezegend feit dat onze Vader in Zijn plan, vrije genade in de
volste, ruimste mate heeft opgenomen, niet alleen voor de levenden, maar
ook voor hen die gestorven zijn, tot een heerlijke, gezegende gelegenhied
der volgende eeuw.
|
Those
in the tomb are prisoners
of hope. |
Sommigen
die iets zien kunnen van de zegeningen die bij de tweede komst komen
zullen, en die eenigzins het feit waardeeren, dat de Heer komt om den
grooten zegen, die Hij met Zijnen dood [111] kocht, te schenken, zien toch
deze laatste stelling niet, nam.: dat degenen die in de graven zijn
hetzelfde belang in de glansrijke regeering van den Messias hebben, als
zij die bij Zijne komst niet zoo zeer onder den invloed der verderfenis–de
dood–zijn zullen.
Maar
zoo zeker als Jezus voor allen stierf, zoo zeker zullen ook
allen de zegeningen en de gelegenheden genieten welke Hij met zijn
eigen dierbaar bloed gekocht heeft. Van daar dat wij in de Duizendjarige
eeuw zegeningen kunnen verwatchten over allen die in de graven jijn,
zoowel als over hen die er niet in zijn; en hierover zullen wij
overvloedige bewijzen vinden, als wij verder zoeken in de getuigenis des
Heeren aangaande deze zaak.
Wegens Gods plan ten opzichte ook van hunne verlossing, worden zij, die in
de graven zijn, “gevangenen in hope”
genoemd. |
The
majority
of mankind
have never
heard of Jesus.
What has become of the multitudes who
have died?
What is their condition? |
Het
wordt berekend dat er ongeveer honderd drie en veertig billioen menschelijke
wezens op de aarde geleefd hebben in de zesduizend jaren sedert de schepping
van Adam. Ruim genomen, durven wij redelijkerwijze niet aannemen dat meer
dan één
bilioen heiligen Gods waren.
Dit zoude er honderd twee en veertig billioen (142, 000,000,000) doen
overblijven, die in den dood gingen zonder geloof in, en zonder hoop op
den eenigen Naam die onder den hemel en onder de menschen gegeven
is, waarbij wij zalig kunnen worden.
Inderaad heeft het grootste gedeelte Jezus nooit gekend of van Hem
gehoord, en konden ook niet gelooven in Hem van wien zij nooit gehoord
hadden.
Wat
is er dan geworden, zoo vragen wij, van deze groote menigte, waar getallen
slechts een geheel onvolkomen denkbeeld van geven kunnen?
Wat
is, en wat zal hun toestand zijn? Heeft God dan niet gezorgd voor dezen,
wier toestand en omstandigheden Hij toch zeker had voorzien?
Of
heeft Hij van de grondlegging der wereld af, [112] meedoogenloos hun een
hopelooze, eeuwige pijniging bereid, zooals velen Zijner kinderen beweren?
Of heeft Hij in de hoogte en de diepte, in de lengte en in de breedte van
Zijn plan, voor hen nog eene gelegenheid in voorraad, waarbij allen tot de
kennis van dien eenigen Naam kunnen komen, en gehoorzamende aan de
voorwaarden, eeuwig leven kunnen genieten?
|
Atheism
Calvinism
Arminianism |
Op
deze vragen, welke ieder denkende Christen zich zelven afvraagt, en waarop
hij smachtende uitziet naar een antwoord dat waar is, en in
overeenstemming met het karakter van Jehovah, komen verschilende
antwoorden:
Het
Ongeloof antwoordt:
Zij zijn voor eeuwig dood; er bestat geen hiernamaals: zij zullen nooit
weder leven.
Het Calvanisme antwoordt: Zij waren niet
uitverkoren ter verlossing. God heeft hen voorbeschikt en gepredestineerd
om verloren te gaan–naar de hel te gaan–en dáár
zijn zij nu, worstelende in folteringen, en dáár
zullen zij zonder eenige hoop altijd blijven.
Het
Arminianisme antwoordt: Wij
gelooven dat God er velen verontschuldigt van wege hunne onkunde. Zij die
het goede betracht hebben zoo goed als zij maar konden, zullen zeker een
deel uitmaken van “de Gemeente der Eerstgeborenen,” zelfs al hadden
zij nooit van Jezus gehoord.
|
Christ
is the only basis
for salvation.
Peter's Faith
|
Deze
meening wordt door het grootste gedeelte der Christenen, hoe ook genaamd,
(niet tegenstaande de leer van sommigen hunner daar geheel oneens mede is)
gedeeld, omdat zij voelen dat een andere meening met Gods gerechtigheid
onvereenigbaar zoude zijn. Maar
staven de Schriften deze meening? Leeren zij dat onkunde een grond voor
verlossing , in de Schriften genoemd,
is geloof in Christus als onzen Verlosser en Heer.
“Uit
[113] genade zijt gij zalig geworden door het geloof.: (Ef. II:8.)
Rchtvaardiging
dor het geloof is het rondbeginsel van het geheele stelsel der Christen heid.
Toen men den apostlen vroeg, wat moet ik doen om zalig te worden,
antwoordden zij: Geloof in den Heere Jezus Christus.
“Daar
is geen andere Naam die onder den hemel onder de menschen gegeven is, door
welken wij moeten zalig worden” (Hand. IV:12); en,
“een iegelijk die den naam des Heeren zal aanroepen,
zal zalig worden.”
|
The Gospel sent
to the Gentiles
Will ignorance
save men?
The Law did not bring life to Israel
|
Sommigen
beweren dat Paulus wel degelijk geleerd heeft, dat onkunde den
mensch redden kan, als hij zegt:
“de
Heidenen, die de wet niet hebben, zijn zich zelven eene wet.” (Rom.
II:14.)
Zij
maken hieruit de gevolgtrekking dat de wet welke hun geweten hun stelt,
voldoende is om hen te rechtvaardigen. Doch wie zoo denkt, begrijpt Paulus
verkeerd. Zijn redeneering is: dat de geheele wereld verdoemelijk (schuldig)
is voor God. (Rom.III:19)
Dat
de Heidenen, die de geschrevene wet niet hadden, veroordeeld waren, niet
gerechtvaardigd, door het licht des gewetens, dat, hetzij het hen
verontschuldigde of beschuldigde, bewees, dat zij onvolmaakt en het leven
onwaardig waren, even als de Joden, de geschrevene wet hebbende, daardoor
veroordeeld waren,
“want
door de wet is de kennis der zonde” (Rom. III:20).
De
wet aan den Jood gegeven, bracht zijne zwakheid aan het licht, en moest hem
toonen dat hij onbekwaam was zichzelven voor God te rechtvaardigen; want
“uit
de werken der wet zal geen vleesch gerechtvaardigd worden voor God” (in
Gods oog).
De geschrevene wet veroordeelde de Joden, en de Heidenen hadden
genoeg licht door hun geweten, om hen te veroordeelen; zoodat er
niemand is die aanspraak heeft, of beweren kan, recht op het leven te hebben,
want de geheele wereld staat schuldig voor God. [114]
|
Many
Christians wrongly say
that God
will not condemn the ignorant. |
Gedenkende
aan de verklaring van Jakobus (II:10),
dat wie de geheele wet zal houden, en in één
zal struikelen, schuldig is geworden aan allen, en geen der zegeningen
verwerven kan welke het Verbond der Wet beloofd heeft, beseffen wij
inderdaad dat er niemand rechtvaardig is, ook niet één.
(Rom. III:10.)
En
zoo sluiten de Schriften, op ééne
na, al de deuren voor hoop, aantoonenede dat geen der veroordeelden zich
door verdienstelijke werken van het eeuwige leven verzekeren kan, en het
even onnut is, onkunde te bepleiten als grond voor verlossing. Onkunde kan
aan niemand de belooning voor geloof en gehoorzaamheid aanbrengen.
|
God
has
a blessing for all,
a better way. |
Vele
Christenen, die maar niet willen gelooven dat zoo vele milioenen onwetende
kinderen en heidenen voor eeuwig verloren zullen zijn, (dat, volgens
hetgeen zij geleerd hebben, beteekent dat zij naar eene plaats van
euwigdurende hopelooze pijniging zullen gezonden worden.) Houden,
niettegenstaande deze Bijbelverklaringen vol, dat God deze onwetenden niet
zal veroordeelen.
Wij
bewornderen hunne eigene goedhartigheid, en hunne waardeering van Gods
goedheid, maar wij raden hen ernstiglijk aan, niet te haastig te zijn met
het wegwerpen, of het niet willen weten van hetgeen de Bijbel zegt. God
heeft voor allen een zegen, doch langs een beteren weg dan dien van
onkunde. |
What will happen
to the heathen?
|
Maar
handelen deze in overeenstemming met hun uitgesproken geloof? Neen, want
hoewel zij belijden te gelooven, dat de onwetenden gered zullen worden om
hunne onkunde, gaan zij voort zendelingen naar de heidenen te zenden ten
koste van duizenden kostbare levens, en milioenen gelds. Indien
zij allen, of zelfs maar ten deele door onkunde gered konden worden, dan
is het hem een onrecht aandoen, wanneer men hun zendelingen zendt, die
[115] hun Christus verkondigen, want slechts één
in de duizend gelooft, wanneer de zendelingen tot hen uitgaan. Indien dit
zoo ware, zoude het immers veel beter zijn, die heidenen in onkunde te
laten, want dan zouden er veel meer gered worden.
En
dezen gedachten gang volgende, zouden wij dan niet kunnen redeneeren en
zeggen, dat indien God alle menschen in onkunde gelaten had, allen
gered hadden kunnen worden? Ware dit zoo, dan zoude de komst, en de dood van
Jezus nutteloos geweest zijn, de prediking en het lijden der apostelen en
der heidenen zouden ijdel geweest zijn, en het zoo genaamde evangelie, in
plaats van goede tijding, zoude slechte tijding zijn.
En het uitzenden der zendelingen naar de heidenen door hen, die de
Calvinistische of fatalistische meening zijn toegedeaan, dat het lot van
ieder mensch voor eeuwig vastgesteld is, reeds vóór
zijne geboorte, is eenvoudig bestpottelijk en onredelijk.
|
In
due time,
there will be
full knowledge AND
appreciation.
How will the
"good tidings
of great joy"
be to
"ALL PEOPLE"?
|
Maar
de Bijbel, die vol is van den zendingsgeest, leert niet dat er
verscheidene wegen ter verlossing zijn–
één
weg door geloof, één
door de werken, en nog één
door onkunde. Ook vinden wij er niet de God-onteerende fatalistische leer. Terwijl
de Bijbel al de deuren der hoop, voor het menschelijke geslacht sluit, zet
het de ééne,
eenige deur wijd open, en verkondigt dat diegene die will, het leven kan
ingaan. En het toont aan, dat allen die nu het zalige voorrecht van
binnengaan niet zien of wardeeren, ter bestemder tijd tot de volle kennis
er van, gebracht zullen worden.
De
eenige weg waardoor het veroordeelde geslacht tot God komen kan, is niet
door verdienstelijke werken, en niet door onkunde, maar door geloof in het
dierbaar bloed van Christus, dat de zonde der wereld wegneemt (I Petr. I:19;
Joh. I:29).
Dit
is het Evangelie, de goede tijding van groote blijdschap,
“die
al den volke wezen zal.”
[116]
Laat
ons deze dingen nu eens bezien zooals God er over spreeket, en Hem het
duidelijk maken van Zijn eigen karakter overlaten. Laat ons eens vragen, Wat
is er van de honderd twee en veertig billioenen geworden? |
Why
is mankind
in a condition
of suffering? |
Wat
er ook van hen geworden zij, wij kunnen verzekerd zijn, dat zij niet op
‘t oogenblik in een toestand van lijden verkeeren; want niet alleen
leeren de Schriften dat volle en volkomene belooning niet aan de Gemeente
gegeven zal worden eer Christus komt, als wanneer Hij een iegelijk
vergelden zal (Matth. XVI:27), maar dat dan de rechtvaardigen ook hun
straf ontvangen zullen. Wat
ook hun tegenwoordige toestand zijn moge, het kan hun volle belooning niet
zijn; want Petrus zegt:
“de
Heere weet de onrechtvaardige te bewaren tot den dag des oordeels om
gestraft te worden,” (2 Petr. II:9)
en
hij zal dat doen. |
"God
is love." |
Maar
de gedachte dat zoo velen onzer medeschepselen te eeniger tijd verloren
zouden kunnen gaan, omdat zij de noodige kennis ter zaligheid niet bezaten
, is te droevig voor het liefhebbend en medelijdende hart. Ook zijn er
verscheide Schritwoorden die met dit alles onmogelijk kunnen
overeenstemmen. Bijv.:
Indien wij het verledene en het heden als de eenige gelegenheden
beschouwen, en wij leggen alle hoop op eene wederherstelling in de
toekomende eeuw ter zijde, hoe zullen wij dan de verklaringen verstaan,
“God
is liefde,”
en
“alzoo
lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggboren Zoon gegeven
heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve?” (1 Joh.
IV:8); Joh. III:16.)
Zoude
men niet kunnen denken, dat indien God de wereld zóó
lief had, Hij er ook voor had kunnen vergen, dat de geloovigen hadden dunnen
gered worden niet alleen, maar ook dat allen hooren zouden om te kunnen
gelooven?
|
Every
man
has not yet
been enlightened. |
Wederom,
als wij lezen:
“Dit
was het warr-[117]achtige licht, hetwelk verlicht een iegelijk mensch
komende inder wereld” (Joh. I:19),
merken wij op, Niet zoo! ieder mensch is
niet verlicht geworden; wij kunnen niet bemerken dat de Heere meer dan
enkelen van de billioenen der aarde verlicht heeft. Zelfs in dezen,
betrekkelijk verlichten tijd, geven millioenen heidenen geen getuigenis
van zulke verlichting; dit deden ook de Sodomiten niet, evenmin als
menigten van anderen in vervlogen eeuwen. |
Was
redemption
a failure?
"Behold, I bring you good tidings
of great joy,
which shall be to
ALL PEOPLE."
Luke 2:10
|
Wij
lezen dat Jezus Christus, door de genade Gods, den dood gesmaakt heeft voor allen
(Hebr.II:9).
Maar indien hij den dood voor de honerd drie en veertig billioenen smaakte,
en om de eene of andere oorzaak komt dat offer slechts één
billioen ten goede, was dan die verlossing betrekkelijk niet eene
mislukking? Is in dat geval de verklaring van den Apostel niet veel te
ruim?
En
als wij lezen:
“Ziet
ik verkondig u groote blijdschap, die al den volke wezen zal” (Luk.
II:10),
en,
rondom ons ziende, bemerken wij, dat het slechts een “klein kuddeke” is,
voor wien het een blijde boodschap geweest is, en niet voor “al den volke,”
dan zullen wij het toch vreemd gaan vinden, en bedenken dat de engelen hun
boodschap wel eens niet geheel begrepen zouden kunnen hebben, en althans de
blijdschap en de grootte van die boodschap overschat hadden en ook het
belang van het werk overschat hadden hetwelk de Messias, dien zij
verkondigden, verrichten ging. |
Will
all benefit from Christs death? |
Een
andere verklaring is:
“Daar
is één
God er is ook een Middelaar Gods en der menschen, de mensch Chrsitus Jezus,
die zich zelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen” (1 Tim.
II:5,6).
Een
rantsoen voor allen?
Waarom zoude dan de dood
van Christus niet aan alle verlosten ten goede komen? Waarom zouden
niet allen tot de kennis der waarheid komen, opdat zij gelooven mogen?
|
The
key is
the ransom:
"To be testified
IN DUE TIME."
The Crucifixion
|
Hadden
wij geen sleutel, hoe duister en [118] ongerijmd zouden deze gezegden ons
toeschijnen; maar als wij den sleutel van Gods plan vinden, dan verklaren
deze teksten als met ééne
stem: “God is liefde.” Deze sleutel wordt in het laatste
gedeelete van den pasgenoemden tekst gevonden–
“die
zichzelven gegeven heeft tot een rantsoen voor allen, zijnde de
getuigenis tot zijnen tijd. ”
Of,
zooals een andere vertaling het weergeeft: “de getuigenis te zijner tijd.”
God heeft voor alles een bestemden tijd. Hij kon het aan allen gedurende hun
aardsche leven getuigd hebben, en dat Hij dit niet deed, bewijst dat hun
“bestemde tijd,” in de toekomst zal zijn.
Voor
hen die tot de Gemeente, tot de bruid van Christus zullen behooren, en in
de waardigheden van het koninkrijk zullen deelen, is het heden “zijn,”
of de “bestemde tijd,” om te hooren; en een iegelijk die nu een oor
heeft om te hooren, dat hij nu hoore en opmerke, en daarna overeenkomstig
gezegend worde.
Hoewel Jezus ons rantsoen betaalde lang voor onze geboorte, was het pas veel
later voor ons de “bestemde tijd” om te hooren, en eerst de waardeering
er van bracht de verantwoordelijkheid; en dan nog voor zoo verre wij bekwaam
waren om te waardeeren. Ditzelfde beginsel slaat op allen: In Gods tijd,
zijn bestemden tijd, zal de getuigenis tot allen komen, en allen zullen dan
de gelegenheid hebben om te gelooven en er door gezegend te worden.
|
Does
death
end all hope? |
De
heerschende meening is, dat de dood alle proeftijd afsluit; maar er is
geen enkel schriftwoord dat dit leert; en al de hier boven genoemde, even
als zoo vele andere Schriftwoorden zouden geen zin hebben, zelfts erger
nog, indien de dood alle hoop voor de onkundige menigte afsloot. De
eene tekst die aangehaald wordt om deze algemeen aangenomene meening te
bewijzen is:
De
eene tekst die aangehaald wordt om deze algemeen aangenomene meening te
bewijzen is:
|
How will
"all men"
come to know
the truth?
The two Adams
of the Bible--
Adam and Jesus.
|
Indien
dit eenige betrekking heeft op de toekomst [119] van den mensch, dan toont
het aan, dat in den toestand waarin hij naar het graf gaat, geen
verandering komt, totdat hij daaruit ontwaakt. En dit wordt algemeen door
al de Schriftwoorden over dit onderwerp, geleerd, zooals wij in de
volgende hoofdstukken zullen aantoonen. Aangezien
God zich niet voorgenomen heeft de menschen wegens hun onkunde te
verlossen, maar
“wil
dat alle menschen behouden worden, en tot de kennis der waarheid komen (1
Tim. II:4);
en
aangezien de groote menigte der menschen in onkunde gestorven zijn; en
aangezien er
“geen
werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf is” (Pred.
IX:10),
daarom
heeft God bij het ontwaken der dooden, bereid, de kennis, het geloof, en de
zaligheid. Van daar dat Zijn plan is:
“gelijk
zij allen in Adam sterven, alzoo zullen zij allen in Christus weder levend
gemaakt worden, maar een iegelijk in zijne orde,”
-- de Evangelische Gemeente, de Bruid, het Lichaam van
Christus, eerst; daarna, gedurende de Duizendjarige eeuw, allen die de
Zijnen geworden zijn in dien tijd van Zijne tegenwoordigheid, (als komst
verkeerd vertaald) des Heeren “bestemde tijd” voor allen om Hem te
kennen van den kleinsten tot den grootsten.–1 Cor. XV:22.
Gelijk
de dood door den eersten Adam kwam, alzoo komt het leven door Christus, de
tweede Adam. Alles wat de menchheid in den eersten Adam verloor, zal
wedergegeven worden aan hen die in den tweeden Adam gelooven.
Ontwaakt zijnde, met het voorrecht van kennis en ondervinding van het kwaad,
hetgeen aan Adam ontbrak, zullen zij, die dankbaar de verlossing als Gods
gave aannemen, voortgaan met eeuwig te leven op de oorspronkelijke
voorwaarde van gehoorzaamheid. Volmaakte gehoorzaamheid zal geëischt
worden, en volmaakte bekwaamheid om te gehoorzamen [120] zal worden
geschonken onder de rechtvaardige regeering van den Vorst des Vredes. Dit is
de zaligheid die aan de wereld wordt aangeboden. |
God
will not
give everlasting life
against mans will. |
Laat
ons nu een andere tekst beschouwen, die gewoonlijk door hen die aan een
algemeene goodelijke genade gelooven tot staving hunner meening wordt
aangehaald. Het is:
“wij
hebben gehoopt op den levenden God, die een behouder is aller menschen,
maar allermeest der geloovigen” (1 Tim. IV:10).
God
wil alle menschen behouden, maar will niet bepaald “allermeest” behouden
dan alleen dezulken die door Christus tot Hem komen. Gods willekeurige
behoudenis van alle menschen is niet in strijd met de vrijheid van hun wil,
of de vrijheid van hunne keuze, om hen tegen hunnen wil het leven te geven:
“Ik
heb u heden voorgesteld, het leven en den dood; kiest dan het leven, opdat
gij levet.”
|
Simeon and Jesus
|
Simeon
plaatste deze twee zaligheden tegenover elkander, zeggende:
“Mijne
oogen hebben uwe zaligheid gezien......een licht tot verlichting
der Heidenen, en tot heerlijkheid van uw volk Israël”
(de ware Israëlieten).
Dit
is in overeenstemming met de verklaring van den Apostel, dat het feit dat
Jezus Christus, de Middelaar zich zelven tot een rantsoen gegeven heeft voor
allen, te Zijner (d.i. ter bestemder) tijd een getuigenis zal zijn.
Dit is het wat tot alle menschen komen zal, zonder dat geloof of wil daarbij
in aanmerking komen.
Deze blijde boodschap van een Verlosser zal aan al den volke zijn (Luk.
II:10,11); maar zijn bijzondere verlossing van zonde en dood zal alleen voor
zijn volk zijn (Matth. I:21) -- voorhen die in Hem gelooven–want
wij lezen,dat de toorn Gods blijft op den ongeloovige–Joh. III:36.
|
A
general
salvation and
the special salvation. |
Wij
zien dus, dat de algemeene verlossing, die tot ieder mensch komen zal,
bestaat uit licht van het ware licht, en een gelegenheid om het leven te
kiezen; en daar het grootste gedeelte van ons [121] geslacht in het graf
is, zal het noodig zijn hen weer uit dat graf te brengen, om ook hen de
getuigenis te brengen van de blijde boodschap eens Verlossers; ook dat de
bijzondere verlossing welke geloovigen nu genieten in hope (Rom.
VIII:24), en waarvan de werkelijkheid in de Duizendjarige eeuw geopenbaard
zal worden, ook aan hen die “in dien dag gelooven,” is een volle
vrijmaking van de dienstbaarheid der zonde, en de verderfenis des doods,
tot de heerlijke vrijheid der kinderen Gods. |
True light
will eventually
enlighten
every man.
|
Maar de verkrijging van al deze zegeningen zal afhangen van
de bereidwilligheid des harten tot de wetten van Christus’ Koninkrijk --
de snelheid waarmede de volmaking bereikt wordt aanduidende hoe groot de
liefde voor den Koning is, en voor Zijne wet der liefde.
Indien iemand, verlicht zijnde door de Waarheid, en tot de kennis van de
liefde Gods gebracht, en hersteld (in werkelijkheid of toegerekend) tot
menschelijke volmaktheid, “vreesachtig” wordt en “zich
onttrekt” (Hebr. X:38 en 39), hij zal, met de ongeloovigen (Openb.
XXI:8) uitgeroeid worden uit den volke. (Hand. III:23.) Dit is de tweede
dood.
Zoo
zien wij dat al deze, eertijds zoo moeielijke
teksten duidelijk worden door de verklaring–“de getuigenis te
zijner tijd.”
Te
zijner tijd
zal het warre licht een iegelijk mensch die in de wereld komt, verlichten. Te
zijner tijd zal het al den volke een verkondiging van blijde boodschap
zijn. En op geen andere wijze kunnen deze Schriftwoorden gelezen worden
zonder ze te verdraaien. Paulus volgt deze redeneering uitdrukkelijk in Rom.
V:18, 19.
Hij
redeneert dat,daar alle menschen ter dood veroordeeld waren om de
overtreding van Adam, alzoo ook de gerechtigheid van Christus en Zijne
gehoorzaamheid tot den dood, een oorzaak ter gerechtigheid zijn geworden; en
dat gelijk allen in den eersten Adam het leven [122] verloren, zoo ook allen,
persoonlijke onverdienste daar gelaten, het leven ontvangen mogen door den
tweeden Adam aan te nemen. |
Restoration
of Israel
God says to Israel, |
Petrus
zegt ons, dat van deze wedersherstelling gesproken is door den mond van al
de heilige profeten
(Hand. III:19-21. Zij leeren het allen. Ezechiel zegt van de vallei
der doodsbeenderen:
“deze
beenderen zijn het gansche huis Israëls.”
|
|
Ezekiels
Vision Valley of Dry Bones
En God zegt aan Israël:
“ziet, o mijn volk, Ik zal uwe graven
openen, en zal ulieden uit uwe graven doen opkomen, en Ik zal u brengen in
het land Israëls.
En gij zult weten dat Ik de Heere ben, als Ik....mijnen Geest in u geven zal,
en u in uw land zetten; dan zult gij weten dat Ik, de Heere, dit gesproken
en gedaan heb, spreekt de Heere”–Ezech. XXXVII:11-14.
|
Menorah in Israel
Vineyard in Israel
|
Hiermede
stemmen de woorden van Paulus overeen (Rom. XI:25,26)–
“Verharding
(verblinding) is voor een deel over Israël
gekomen, totdat de volheid der Heidenen (de uitverkorene schare, de bruid
van Christus) zal zijn ingegaan. En alzoo zal geheel Israël
zalig worden,” of teruggebracht van uit zijn verworpenen toestand;
want
“God
heeft zijn volk niet verstooten, hetwelk Hij te voren gekend heeft” (vers
2).
Zij
werden uit Zijne gunst verstooten, terwijl de bruid van Christus uitverkozen
werd, maar zullen wederom hersteld worden waneer dat werk volbracht is (vers
28-33). De profeten zijn vol verklaringen van hoe God hen wederom inenten
zal, en zij niet meer uitgehouwen zullen worden.
“Zoo
zegt de Heere, de God Israëls...
Ik zal mijn oog op hen stellen ten goede, en zal hen wederbrengen in dit
land; en Ik zal hen bouwen, en niet afbreken, en Ik zal hen planten en
niet uitrukken. En Ik zal hun een hart geven om Mij te kennen, dat Ik de
Heere ben; en zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot eenen
God zijn: want zij zullen zich tot Mij met hun gansche [123] hart
bekeeren. (Jer. XXIV:6-7; Jer. XXXI:28; XXXII:40-42; XXXIII;6-16.)
Deze
teksten kunnen niet enkel betrekking hebben op wederbrengingen uit vroegere
evangenschappen in Babylon, Syrië,
enz., want zij zijn sedert dien tijd niet meer uitgerukt geweest.
|
All
who die
in the Millennium
shall die
for their own sins. |
Verder
zegt de Heere:
“In
die dagen zullen zij niet meer zeggen: De vaders hebben onrijpe druiven
gegeten, en der kinderen tanden zijn stomp geworden, Maar een iegelijk
(die sterft) zal om zijne ongerechtigheid sterven” (Jer. XXXI:29,30.)
In
dezen tijd is dat niet het geval. Een iegelijk sterft nu niet om
zijne eigene ongerechtigheid, maar om de zonde van Adam–“allen
sterven in Adam.”
Hij
at de zure druiven der zonde, en onze vaders voeren voort met die te eten,
ziekte en ellende over hunne kinderen met zich voerende, aldus de straf --
de dood -- verhaastende. De dag warop “een iegelijk (die sterft) om zijne
eigene ongerechtigheid zal sterven,” alléén
dáárom,
is de Duizendjarige, of Wederhertellingsdag.
|
Israels
promises have wide application.
|
Hoewel velen der profetieën,
en beloften van toekomstigen zegen, alleen op Israël
schijnen te slaan, moet men toch niet vergeten, dat zij een zinnebeeldig
volk waren, van daar dat de beloften aan hen gedaan, hoewel soms bijzonder
op hen toepasselijk, gewoonlijk ruimer toegepast kunnen worden, namentlijk
op de wereld in ‘t algemeen, waar dit volk een zinnebeeld van was.
Terwijl Israël
als volk, een zinnebeeld was van de geheele wereld, was het priesterschap
het zinnebeeld van het uitverkorene “kleine kuddeke,” het hoofd en het
lichaam van Christus, het “Koninklijk Priesterdom;” en de offeranden,
reinigingen en versoeningen voor Israel, waren het zinnebeeld van de
“betere offeranden,” vollere reinigingen en werkelijk verzoening
“voor de zonden van de geheele wereld” waar dit volk deel van uitmaakt.
[124] |
Restitution
is promised
for all mankind, including the
people of Sodom.
Lot leaving Sodom
|
En
dit niet alleen, maar God noemt andere volken bij name, en belooft hunne
wederherstelling. Als een krachtig voorbeeld noemen wij de Sodomieten.
Waarlijk, als wij de wederherstelling der Sodomieten duidelijk
aangekondigd zullen vinden, dan kunnen wij bevredigd zijn omtrent de
waarheid van deze heerlijke leer der Wederherstelling voor het geheele
menschdom, gesproken door den mond van al de heilige profeten.
En waarom zouden de Sodomieten, niet even goed als Israël,
en als wij allen, een glegenheid hebben om de volmaaktheid en het eeuwige
leven te bereiken? Zij waren, weliswaar, niet rechtvaardig, maar dit was Israël
ook niet , evenmin als wij, die nu het evangelie hooren.
“Daar
is niemand rechtvaardig, ook niet een,” dan alleen door de toegerekende
rechtvaardigheid van Christus, die voor allen is gestorven.
De
eigen woorden van onzen Heere zeggen ons, dat hoewel God vuur uit den
hemel liet regenen, en hen verdierf om hunne ongerechtighied, de
Sodomieten toch niet zulke groote zondaars in zijn oog waren, als de Joden
die meer kennis hadden. (Gen. XIX:24; Luk. XVII:29.)
Aan
de Joden van Kapernaum zeide hij:
“Zoo
in Sodom die krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zouden
tot op den huidigen dag gebleven zijn. Matth. XI:23.
|
There
will be
an opportunity
for all in the
Day of Judgment.
Synagogue ruins
at Capernaum
|
Aldus
leert onze Heere dat de Sodomieten geen volle gelegenheid hadden, en dat hun
die gegeven zal worden, daar staat hij voor in, als hij er bijvoegt (vers
24:
“Maar ik zeg
ulieden, het zal den lande van Sodom verdragelijker zijn in den dag der
oordeels dan ulieden.”
Het karakter en het werk van den Dag des Oordeels zal in de volgende
bladzijden worden aangetoond. Hier vestigen wij slechts den aandacht op het
feit, dat het een verdragelijke tijd voor Kapernaum zijn zal, en nog verdragelijker
voor Sodom, want hoewel geen van beiden nog [125] volle kennis
gekregen had, noch al de zegeningen die het “Zaad” hen aanbrengen zoude,
toch had Kapernaum met meer licht gezondigd.
|
The
"New Covenant." |
En
indien aan Kapernaum, en aan geheel Israël
gedacht wordt, en zij gezegend worden onder het “Nieuwe Verbond,”
verszegeld met het bloed van Jezus, waarom zouden dan ook de Sodomieten
niet gezegend worden onder “al de geslachten der aarde?”
Dat zullen zij zeker. En denken wij
heirbij, dat aangezien God “vuur van den hemel liet regenen, en hen
allen verdierf,” vele eeuwen vóór
den tijd van Jezus, als wanneer van hun wederherstelling
gesproken wordt, daaruit hun ontwaken, hun wederkeeren uit het graf,
volgen moet. |
Salt at the Dead Sea near the
Area of Sodom
and Gomorrah
Ruins at Area
of Sodom
|
Laat
ons nu de profetie van Ezechiël
XVI:48-63 eens met aandacht lezen. God spreekt hier van
Israël,
die
Hij met haar buurvrouw Samaria vergelijkt, en ook met de Sodomieten, van
wie Hij zegt:
“Ik
deed ze weg, nadat Ik het gezien had.”
Noch
Jezus, noch de Profeten geven eenige uitlegging van de schijnbare
ongelijkheid van Gods handelingen in het verderven van Sodom, en het
ongestraft laten van anderen die schuldiger zijn dan Sodom. Dit zal alles
duidelijk gemaakt worden, wanneer “te zijner tijd” Zijn groote
plannen openbaar worden.
De
Profeet zegt eenvoudig, dat God het deed, nadat Hij “gezien” had, en
Jezus voegt er aan toe, dat het voor hen verdragelijker zal zijn in den dag
des Oordeels dan voor anderen die schuldiger waren.
Maar met de verodnerstelling dat de dood alle proeftijd afsluit, en dat
daarna niemand meer eene gelegenheid zal hebben om tot de kennis der
waarheid te komen, en die te gehoorzamen, moen wij wel vragen: Waarom heeft
het God goed gedacht deze menschen weg te nemen, zonder hen een kanst ter
verlossing te geven door de kennis van den eenigen Naam, waarbij wij kunnen
zalig worden?
Het antwoord is, omdat het nog niet [126] hun bestemde tijd was. Ter
bestemder tijd zullen zij uit de dooden opgewekt worden, en tot de kennis
der waarheid gebracht worden, en alzoo worden gezegend te samen met al de
geslachten der aarde, door het beloofde “Zaad.” Dan zullen zij hun
proeftijd hebben om eeuwig leven te verkrijgen.
|
Every
member
of the human race has a place
in Gods plan. |
Met
geen andere gedachte dan deze, kunnen wij de handelingen verstaan van den
God der liefde, met die Amalekieten en andere volken, die Israël
niet alleen mocht, maar moest verderven, toen Hig zeide:
“Ga
nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem
niet; maar dood van den men af, tot de vrouw toe, van de kinderen tot de
zogelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen
toe.” (1 Sam. XV:3)
Deze schijnbaar zoo noodelooze vernietiging van levens lijkt onvereenigbaar
met het karakter van liefde aan God toegeschreven, en ook met de leeringen
van Jezus: “Hebt uwe vijanden lief,” enz., totdat wij de stelselmatige
orde van Gods plan erkennen, de bestemde tijd voor ieder deel van dat plan,
en het feit dat ieder lid van het menschelijk geslacht er een plaats in
bekleeedt.
|
|
Wij kunnen nu zien, dat die Amalekieten, Sodomieten en
andere volken, tot voorbeelden van Gods rechtvaardigen toorn gesteld waren,
en van Zijn vast besluit ten laatste, boosdoeners geheel te verderven:
voorbeelden, die niet alleen nuttig zullen zijn voor anderen, maar ook
voor henzelven, als hun oordeelsdag of proeftijd gekomen zal zijn.
Deze volken konden evengoed op deze wijze sterven, als door ziekte en
pest. Het kwam er voor hen weinig op aan, want zij begonnen pas het kwade
te leeren kennen, opdat als hun proeftijd daar zoude zijn, zij ter
bestemder tijd gerechtigheid zouden leeren, en bekwaam tot onderscheiden
het goede zouden kunnen kiezen, en het leven hebben. |
Useful
examples
of Gods
just indignation. |
Slaying of the Amalekites
|
Christ
returns
to open the doors
of the grave. |
Maar
laat ons deze profetie verder bezien. Na [127] Israël
met Sodom en Samaria te hebben vergeleken, en Israël
het
meest schuldige te hebben ver klaard (Ez. XVI:48-54), zegt de Heere:
“Als
Ik hare gevangenen wederbrengen zal, namelijk de gevangenen van Sodom, en
hare dochteren, en de gevangene van Samaria en hare dochteren, dan zal Ik
wederbrengen de gevangenen uwer gevangenis in het midden van haar.”
De gevangenis, waarvan hier sprake is, kan geen andere dan die des doods
zijn, want de hier genoemden waren toen dood.
In den dood zijn allen gevangenenen, en Christus komt om de deuren
van het graf te openen, en de gevangenen in vrijhied te stellen. (Jes.
LXI:1; Zach. IX:11.) In vers 55 wordt dit een “wederkeeren tot haar
vorigen staat” genoemd–een wederherstelling.
|
Promises
of God
are a certainty
"Confirmed to
God in Christ."
The Old Law Covenant will be replaced with
a New Covenant
|
Sommingen
die bereid genoeg zijn om Gods genade door Christus in de vergeving hunner
eigene zonden en zwakheden aan te nemen, hoewel zij meer licht en kennis
hebben, kunnen maar niet aannemen dat onder het Nieuwe Verbond de zelfde
gunst op anderen toepasselijk is, terwijl zij toch des Apostels verklaring
erkennen, dat Jezus Christus door de genade Gods, voor allen den
dood gesmaakt heeft.
Enkelen hunner zeggen, dat de Heere in deze profetie
spottendeerwijze tot de Joden heeft gesproken, daarmede willende zeggen,
dat Hij even gaarne de Sodomieten zoude doen wederkeeren als hen, niet
voornemens zijnde, iemand van hen te herstellen. Maar laat ons nagaan hoe
de volgende verzen met deze zienswijze overeenkomen. De Heere zegt:
“Evenwel
zal Ik gedachtig zijn aarn mijn verbond met u, in de dagen uwer jongheid,
en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten. Dan zult gij uwer wegen
gedenken, en beschaamd zijn, als gij uwe zusteren aannemen zult.....En
Ik zal mijn verbond met u oprichten, en gij zult weten dat Ik de Heere
ben; [128] Opdat gij het gedachtig zijt, en u schaamt, en niet meer uwen
mond opent van wege uwe schande, wanneer Ik voor u verzoening doen zal
over al hetgeen gij gedaan hebt, spreekt de Heere Heere.”
Wanneer eene belofte aldus door den grooten Jehovah onderteekend is, mogen
allen die voor zich zelven overtuigd zijn, dat God waarachtig is, zich met
vertrouwen in deze zekerheid verheugen; vooral zij, die beseffen dat deze
zegeningen des Nieuwen Verbonds door God bevestigd zijn in Christus, die het
verbond verzegeld heeft met zijn eigen dierbaar bloed.
|
Israel
is beloved
for their
fathers sakes.
Father Abraham
|
Hierbij
voegt Paulus zijne getuigenis, zeggende:
“En
alzoo zal geheel Israël
(Levend en gestorven) zalig worden (van de verblindheid hersteld); gelijk
geschreven is: De Verlosser zal uit Zion komen, en zal de goddeloosheden
afwenden van Jakob. En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hunne zonden
zal wegnemen......Zij zijn beminden om der vaderen wil, want de
genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk”–Rom. XI:26-29.
|
|
Het
behoeft ons niet te verwonderen, dat de Joden, de Sodomieten, de
Samaritanen en de geheele menschheid beschaamd en verlegen zullen zijn,
wanneer te “zijner tijd” God de rijkdommen Zijner gunst uitbrengt. Ja,
velen dergenen die nu Gods kinderen zijn, zullen verlegen en verbaasd zijn
als zij zien hoe God alzoo de wereld heeft leifgehad, en hoeveel
hooger Zijne gedachten en plannen waren dan de hunnen.
|
Gods
thoughts
and plans
are above our own. |
Christenen
gelooven gewoonlijk dat Gods zegeningen geheel en alleen voor de
uitverkorene gemeente zijn, maar nu beginnen wij te zien dat Gods plan
ruimer is dan wij dachten, en dat hoewel Hij aan de Gemeente “uitermate
groote en dierbare beloften” gegeven heeft, Hij ook voor de wereld,
welke Hij zóó
liefhad, dat Hij haar verloste, overvloedig gezorgd heeft.
De Joden vergeisten zich [129] op de zelfde wijze, toen zij geloofden dat
al de beloften Gods geheel en alleen voor hen waren, maar toen de bestemde
tijd kwam, en de Heidenen begunstigd werden, deelde het overblijfsel van Israël,
wier harten warm genoeg waren, om zich te verheugen in deze ruimere
getuigenis van Gods genade, in deze vermeerderde gunst, terwijl de rest
verblind werd door vooroordeel en menschelijke overlevering.
Laten diegenen uit de Gemeente, die nu het aanbrekende licht van de
Duizendjarige eeuw met hare genadige voorrechten voor de geheele wereld,
zien kunnen, zich wachten van tegen dat licht in te gaan, uit vrees dat
zij tijdelijk de heerlijkheid en den zegen er van niet zien. |
Distortions
of truths. |
Hoe
verschilt dit heerlijke plan Gods, in het uitverkiezen van enkelen, nu,
om hiernamaals de velen te zegenen, van de verdraaiing dezer waarheden
door de Calvinisten en Arminianen.
Eerstgenoemden ontkennen in den Bijbel de leer der Vrije Genade, en
verdraaien op ellendige wijze de heerlijke leer der Uitverkiezing, terwijl
laatstgenoemden de leer der Uitverkiezing ontkennen, en de zalige volheid
van Gods Vrije Genade niet vatten kunnen. |
Calvinism
says
God is wise
and all powerful,
but ignores love and justice. |
Het Calvinisme zegt: God is de Al-wijze; Hij k ende het
einde van af het begin; en daar al Zijne oogmerken volbracht zullen worden,
kon Hij niet anders bedoeld hebben, dan er slechts eenigen te redden -- de
Gemeente. Dezen heeft Hij uitverkoren en voorbeschikt om eeuwig goed te
worden; alle anderen waren evenzoo uitverkoren en voorbeschikt om naar de
eeuwige pijniging te gaan; want “bij God zijn al Zijne werken van het
begin der wereld af, bekend.”
Deze meening heeft hare goede eigenschappen.
Zij erkent Gods alwetendheid. Dit zoude dan ook ons ideaal van een
grooten God zijn, ware het niet dat hier twee belangrijke hoedanigheden
van grootheid ontbreken, nam., [130] liefde en rechtvaardigheid, en geen
dezer beide hoedanigheden zijn te vereenigen met het in de wereld brengen
van honderd twee en vertig billioen menschen, gedoemd, eer zij nog geboren
waren, tot eeuwige pijniging, en aldoor bespot met plechtige verklaringen
Zijner liefde. Aangezien God liefde is, en gerechtigheid de grondslag van
Zijnen troon is, kan dit Zijn karakter niet zijn. |
Armenianism
says
God is loving
and just,
but ignores
wisdom and power. |
De
Arminianen zeggen: Ja, God is liefde; en toen Hij de menschheid ter wereld
bracht, bedoelde Hij niet hun eenig kwaad te doen, -- enkel goed. Maar
Satan gelukte het, het eerste menschenpaar te verleiden, en alzoo kwam de
zonde in de wereld, en door de zonde, de dood. En sedert dien tijd heeft
God al wat Hij kon, gedaan, om den mensch van zijnen vijand te verlossen,
zelfs door het geven van Zijnen Zoon.
En hoewel nu, zes duizend jaren
later, het evangelie slechts een zeer klein deel der menschheid bereikt
heeft, toch hopen en vertrouwen wij, dat binnen nog zesduizend jaren, God
het kwaad dat Satan heeft ingevoerd zoo zeer verbeterd zal hebben, door
den ijver en de vrijgevigheid der Kerk, dat allen, dan levende ten minste
Zijne liefde zullen kennen, en gelegenheid zullen hebben om te gelooven en
verlost te worden. |
God
is the Master
of His purposes.
|
Terwijl
deze meening ons God voorstelt als een wezen vol liefderijke en genadige
bedoelingen jegens Zijne schepselen, sluit het tevens in, dat Hem de
noodige bekwaamheid en voorwetenschap ontbreekt tot het volvoeren Zijner
goedertierene oogmerken: ook dat Hem wijsheid en macht daarvoor ontbreekt.
Tevens zoude het schijnen alsof, terwijl God bezig was alles te bedenken
en te schikken voor het welzijn Zijner pasgeschapen kinderen, Satan op
eens binnen gleed, en op eens meesterlijk al Gods plannen omver wierp, en
dat wel zóó,
dat God twaalfduizend jaren noodig heeft tot wederherstelling Zijner
gerechtigheid, in die mate [13] welke de mensch noodig heeft om
gelegenheid te hebben gewillig het goede boven het kwade te kiezen.
Maar
de honderd twee en veertig billioenen der voorbijgegane zes duizend jaren,
en even zoo vele billioenen der volgende zes duizend jaren, zijn dan
volgens deze meening, voor eeuwig verloren, niettegenstande Gods liefde
voor hen, omdat Satan Zijne plannen dwarsboomde. Aldus zoude Satan
duizenden in eeuwige pijniging krijgen, tegen één
mensch dien God voor de heerlijkheid redde.
Op deze wijze zoude men ook een hooge gedachte van de wijsheid en de macht
van Satan krijgen, en deze eigenschappen in God verlaagd zien, terwijl
integendeel de Psalmist verklaart: “Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt
en het staat er” Maar neen: God werd niet verrast, noch overwonnen, door
den vijand; noch ook heeftSatan in het minst Gods plannen gedwarsboomd. God
is, en was ook altijd volkomen meester van den toestand, en aan het einde
zal het gezien worden, dat alles heeft moeten samen werken tot het
volbrengen Zijner voornemens.
|
Rejoice!
Your deliverance draweth nigh! |
Waar
de leerstellingen der Uitverkiezing en der Vrije Genade, zooals het
Calvinisme en het Arminianisme die leeren, nooit in overeenstemming waren
te brengen, met elkaar, met het verstand, en met den Bijbel, daar zijn die
twee verhevene Bijbelsche leerstellingen volkomen harmonisch en schoon,
wanneer zij bezien worden met het oog op het plan der eeuwen.
Daarom, dan, als
wij zien, dat zoo velen der groote en verhevene trekken van Gods plan voor
de verlossing des menschen uit zonde en dood, in de toekomst liggen, en
dat de tweede komst van onzen Heere Jezus de voorgenomen eerste stap is
tot de volvoering van die lang beloofde en lang verwachte zegeningen,
zullen wij dan niet veel meer verlangen naar den tijd dier tweede komst,
dan de [132] eerst komst?
En welk mensch,
lijdende met Christus, en vervuld van de dierbare belofte: “indien wij
met hem lijden, wij ook met hem zullen heerschen,” zal niet het hoofd
opheffen, en zich verheugen bij ieder bewijs van de naderende komst van
den Meester, wetende dat onze verlossing en onze verheerlijking met hem
naderbij komt?
Zekerlijk
zullen allen, die in overeenstemming zijn met zijn zegenrijk werk, en zijn
geest der leifde, elk bewijs Zijner komst toejuichen, omdat zij daarin het
naderen zien van “de groote blijdschap, die al den volken wezen zal.”
|
To Return to Home
Page
click on Chart |
|
Send
E-Mail to
English Only |
|
|