| |
VERKLARING
DER KAART WELKE HET PLAN
DER
EEUWEN
VOORSTELT.
|
Click on letter in Chart at top
to find explanation in text below.
|
|
–De
Tijdperken.
–De
Oogsttijden.
–Trappen of graden van werkelijke
en toegerekende standplaats.
–De loopbaan van onzen
Heer ]ezus Christus.
–De loopbaan Zijner volgelingen.
–Drie klassen in de nominale
of Naamkerk.
–Scheiding in den
oogsttijd.
–De gezalfde klasse
verheerlijkt.
–De groote beproevingsklasse.
–Het kaf verbrand. De wereld
gezegend. Het einddoel heerlijk. |
A - World
That Was
"Whereby the world that then was, being overflowed with
water, perished."
2 Peter 3:6
B
- Present
Evil World
"In whom the god of this world hath blinded the
minds of them which believe not, lest the light of the glorious gospel
of Christ who is the image of God should shine unto them."
2 Corinthians 4:4
C -
Third Dispensation
"In the dispensation of the
fullness of times he might gather together in one all things
in Christ."
Ephesians 1:10 |
Aan het begin van dit
boek geven wij eene kaart, die Gods plan tot redding der wereld voorstelt.
Daarmede hebben wij getracht, door het oog, het verstand te helpen tot
beter begrip van het voortgaande karakter van Gods plan, en van de
voortgaande stappen die door allen gedaan moeten worden, indien men ooit
de geheele "verandering" van menschelijke tot goddelijke natuur
bereiken wil.
Vooreerst zien wij op onze
kaart de buitenste om trekken van de drie groote bedeelingen Gods, A,
B, en C, waarvan de eerste, A, duurt van de schepping
der wereld, tot aan den Zondvloed; de tweede, B, van den Zondvloed
tot aan het begin van het Duizendjarig Rijk van Christus, zijne tweede
komst; en de derde bedeeling, C, van het begin der regeering van
Christus tot de “toekomende eeuwen." (Ef. I:10; II:7.)
Deze drie groote
bedeelingen worden dikwijls in [258] de Schriften genoemd. A wordt “de
oude wereld” genoemd; 2 Petr. II:5; III:6: B wordt door onzen Heere
Jezus, “deze tegenwoordige wereld,” door Paulus, “de
tegenwoordige booze wereld,” en door Petrus, “de wereld die nu
is” genoemd. Terwijl C, “de toekomende wereld, waarin
gerechtigheid woont” genoemd wordt, in tegenstelling met deze
tegenwoordige booze wereld.
Nu regeert het booze,
en de rechtvaardigen lijden, terwijl in de toekomende wereld deze orde
omgekeerd zal wezen; gerechtigheid zal heerschen, boosdoeners zullen
lijden, en ten slotte zal alle kwaad worden vernietigd. In elke dezer
groote bedeelingen, tijdperken of “werelden,” heeft Gods plan in
betrekking tot den mensch, een afzonderlijke, duidelijke omtrek, doch
allen zijn zij slechts onderdeelen van het ééne groote plan, dat, als het
voleindigd zal zijn, de goddelijke wijsheid vertoonen zal –
hoewel de
afzonderlijke deelen op zich zelf bezien, de diepe beteekenis niet zullen
kunnen aantoonen. |
"World
that Was"
ended with
the Flood.
|
Aangezien de eerste “wereld” (hemel
en aarde, of die orde der dingen) voorbij ging met den Zondvloed,
volgt daaruit dat het eene andere orde geweest moet zijn dan “deze
tegenwoordige booze wereld,” waarvan onze Heer zeide dat Satan de vorst
is. Dientengevolge was de vorst dezer “tegenwoordige booze wereld,”
niet die der wereld vóór den Zondvloed,
hoewel hij ook toen niet zonder invloed was.
Verscheidene
Schriftuurplaatsen werpen licht op Gods handelingen gedurende dien tijd,
en geven een duidelijk inzicht in Zijn plan, in zijn geheel. Zij doen
vermoeden dat de eerste “wereld” of de bedeeling vóór
den Zondvloed, onder het toezicht, en bepaalde bediening van engelen was,
aan wie het toegestaan werd te beproeven wat zij doen konden om een
vervallen en ontaard geslacht wederom op te heffen. Zonder twijfel waren
zij met Gods toestemming begeerig het te beproeven, want [259] zij hadden
hunne belangstelling getoond, toen zij bij de schepping zongen en juichten.
Job XXXVIII:7.
Dat de engelen, met
Gods toestemming, doch zonder goed gevolg, die eerste wereld regeerden, is
niet alleen uit alle aanhalingen betrekkende dien tijd op te maken, maar
kan ook worden afgeleid uit het woord des Apostels, als hij, de
tegenwoordige bedeeling met het verledene en de toekomst vergelijkende, zegt:
(Hebr. II:5)
“Want Hij heeft aan
de engelen niet onderworpen de toekomende wereld van welke wij spreken.”
Neen, die wereld
zal onder het beheer van den Heere Jezus en van Zijne medeerfgenamen zijn,
en daarom zal het niet alleen een rechtvaardiger bestuur zijn, dan dat van
deze “tegenwoordige booze wereld,” maar het zal ook een
gelukkiger afloop hebben dan dat der eerste bedeeling onder de bediening der
engelen, wier onvermogen om het gevallene geslacht terug te brengen,
duidelijk blijkt uit het feit, dat de boosheid des menschen zóó groot werd, dat God in Zijnen toorn het geheele
menschelijke geslacht, op acht personen na, met eenen vloed vernietigde.
Gen. VII:13. |
|
Gedurende den tijd van
“de tegenwoordige booze wereld,” wordt het den mensch vergund
te trathten zich zelf te regeeren, doch door den val is hij onder de macht
van Satan, de “vorst dezer wereld” gekomen en tegen diens
kuiperijen en listen heeft hij te vergeefs gekampt, in zijne pogingen tot
zelfbestuur, gedurende den langen tijd van den Zondvloed tot aan de
tegenwoordige eeuw.
Deze poging van den mensch om onder Satan
te regeeren, zal eindigen in zulk een tijd van benauwdheid, als er niet
geweest is. En zóó zal het ijdele
gebleken zijn, niet allen van der engelen macht om het geslacht te
redden, maar ook vans
menschen pogingen om bevredigende toestanden te erlangen. |
D -
Patriarchal Age
Gods special dealings with Abraham, Isaac,
and Jacob.
|
De tweede dezer groote
bedeelingen, B, bestaat [260] uit drie afzonderlijke tijdperken,
waarvan elk, als een vooruitgaandestap, voorwaarts en opwaarts in Gods
plan leidt.
Tijdperk D was
die van Gods bepaalde leidingen met zulke patriarchen als Abraham, Izak en
Jakob.
|
E - Jewish Age
"You only have I known of all the families of the earth." Amos 3:2
|
Tijdperk E is
de Joodsche eeuw, of het tijdperk volgende op den dood van Jakob, wiens
nageslacht gedurende dat tijdperk door God beschouwd werd als Zijn
bijzondere zorg –
“Zijn volk.” Aan hen bewees Hij bijzondere
gunsten, en verklaarde:
“Uit alle geslachten
des aardbodems heb Ik ulieden alléén gekend” Amos III:2.
Zij als natie, waren
het zinnebeeld van de Christelijke Kerk, een “heilig yolk, een
afgezonderd volk.” De beloften aan hen gedaan waren zinnebeeldig van “de
betere beloften” aan ons. Hun reis door de woestijn naar het land der
belofte was het zinnebeeld van onze reis door de woestijn der zonde naar het
hemelsche Kanaan. Hun offers rechtvaardigden hen zinnebeeldig, niet
werkelijk, want het bloed van stieren en bokken kan de zonde niet wegnemen.
(Hebr. X:4.)
Maar in het Evangelie
tijdperk F, hebben wij de “betere offeranden,” die verzoening
doen voor de zonden der geheele wereld. Wij hebben “het Koninklijk
Priesterdom” bestaande uit allen die zichzelven Gode tot levende
slachtofferen stellen, heilig en welaangenaam, door Jezus Christus, die het
Hoofd is of de Hoogepriester onzer belijdenis. Hebr. III:l.
In het Evangelische
tijdperk vinden wij de werkelijkheid van hetgeen de Joodsche eeuw met hare
diensten en inzettingen afschaduwde. (Hebr. X:1.) |
F - Gospel Age
"Wherefore, holy brethren, partakers of the heavenly calling, consider
the Apostle and High Priest of our profession, Christ Jesus." Hebrews 3:1
|
Het Evangelisch tijdperk F, is het
tijdperk, gedurende hetwelk het lichaam van Christus geroepen wordt uit
de wereld, en door het geloof de kroon des levens te zien krijgt, evenals
ook de zeer groote en dierbare beloften, waarbij (door gehoorzaamheid aan
deze roeping met hare eischen) het de goddelijke natuur deelachtig kan
worden. 2 Petr. I:4.
[261] Aan het booze
wordt nog toegelaten de wereld te beheefschen of te regeeren, opdat de
wereld, met het booze in aanraking komende, getoetst worde, en weten moge
of zij gewillig zij, de menschelijke natuur met haar zegeningen en
voorrechten op te geven, (een levensoffer dat gelijkvormig gemaakt is aan
Jezus’ dood) om waardig te worden gerekend, zijn beeld gelijkvormig te
worden in de opstanding. Ps. XVII:15. |
G -
Messianic Age
"Look for new heavens and a new earth, wherein dwelleth righteousness."
II Peter 3:13
|
De derde groote
bedeeling, C, zal bestaan uit vele eeuwen, de “toekomende
eeuwen.”
De eerste, het
Millennium, (dat zooals wij vroeger reeds zeiden, de naam is van het
Duizendjarig Rijk) G, is de eenige waaromtrent ons iets bepaalds te
kennis is gegeven. Het zijn de duizend jaren gedurende welke Christus
regeeren zal, daarbij al de geslachten der aarde zegenende, en alzoo
voleindigende de wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft
door den mond al Zijner heilige profeten van alle eeuw. Hand. III:21.
In dat tijdperk zullen
zonde en dood voor altijd worden uitgewischt, want Christus moet regeeren
totdat hij al de vijanden onder Zijne voeten zal gelegd hebben...
“De laatste
vijand die te niet gedaan zal worden is de dood” – de dood door
Adam, of de Adamitische dood. 1 Cor. XV:25, 26
Dat zal het groote,
het alles wederherstellende tijdperk zijn. In die regeering verbonden met
Jezus Christus, zal dan de Kerk (de Gemeente) Zijne Bruid, Zijn lichaam zijn,
gelijk Hij het beloofd heeft, zeggende:
“Die overwint,
ik zal hem geven te zitten in mijnen troon, gelijk als ik overwonnen heb,
en ben gezeten met mijnen Vader in zijnen troon. Openb. III:21.”
|
H - "Ages
to Come"
"In the Ages to Come he might show the exceeding riches of his
grace." Ephesians 2:7 |
De “toekomende
eeuwen,” H, die op deze groote wederherstellende periode volgen,
zullen tijden van volmaking, zaligheid, en geluk zijn, maar over wat
daarin voor zal vallen, zwijgen de Schriften.
Op dezen verren afstand is het genoeg te
[262] weten, dat zij, dank zij Gods genade, tijden van heerlijkheid en
zegen zijn zullen. |
Jewish
Age Harvest
"Lift up your eyes,
and look on the fields; for they are white already to harvest." John 4:35, Matthew
3:11,12
|
Elk dezer bedeelingen
heeft hare onderscheidene bestemde tijden voor het begin, en den voortgang
van haar werk, en allen eindigen zij met een oogsttijd, die de vruchten
aanduidt.
De oogsttijd aan het
einde van het Joodsche tijdperk was eene periode van veertig jaren,
durende van het begin van Jezus’ bediening, toen hij van God door den
Geest gezalfd werd (Hand. X:37, 38), A. D. 29, tot aan de verwoesting van
Jeruzalem, A. D. 70.
Met dezen oogsttijd
eindigde de Joodsche eeuw, en begon het Evangelisch tijdperk. Gelijk de
omtrekken aanduiden, reiken einde en begin dezer tijden over elkander heen. |
|
Het Joodsche tijdperk
eindigde eenigermate toen de Heer aan het einde Zijner drie en een half
jarige bediening, het volk van Israël
verwierp, zeggende: “Uw huis worde u woest gelaten” (Matth.
XXII:38).
Toch werd hun daarna nog drie en een half jaar lang gunst
betoond, door dat de boodschap des heils, en de roeping door het Evangelie
uitsluitend tot hen beperkt werd, in overeenstemming met des profeten
verklaring (Dan. IX:24-27), betreffende zeventig weken (jaarweken) van
gunst jegens hen, waarvan in het midden der laatste dezer, de Messias
zoude worden afgesneden (sterven), maar niet voor hemzelven.
“Christus stierf (niet
voor zich zelven, maar) voor onze zonden,” en heeft alzoo de
slachtofferen en gaven doen eindigen in het midden der week, –
drie en
een half jaar vóór het eindigen der
zeventig verbondsweken van Joodsche gunst. |
Gospel to the Gentiles |
Toen het ware offer gebracht
was, konden de zinnebeeldige offeranden niet meer door Jehovah erkend
worden. Het had dus een ruimer beteekenis, dat de Joodsche eeuw
sloot met het eindigen der zeventigste week, of drie en een haff jaar na
het kruis, –
waarna het Evangelie ook aan de Heidenen, te beginnen met
[263] Cornelius, gepredikt werd. (Hand. X:45.) Hiermede eindigde de
Joodsche eeuw, voor zoo verre het Gods gunst en erkenning der Joodsche
Kerk betrof; hun volksbestaan eindigde pas in den grooten tijd van
ellende, die later volgde.
In dat tijdperk van
den Joodschen oogst, had het Evangelisch tijdperk zijn begin. Het doel van
dit tijdperk is de roeping, de ontwikkeling, en de beproeving van “den
Christus Gods –
Hoofd en lichaam. Deze bedeeling is die des Geestes,
daarom moet men eigenlijk zeggen, dat de Evangelische eeuw begon toen
Jezus gezalfd werd met den Heiligen Geest en met kracht, (Hand. X:38; Luk.
III:22; IV:18) ten tijde van zijnen doop. |
Gospel Age
Harvest
"In the time of harvest I will say to the reapers, Gather ye together
first the tares, and bind them in bundles... but gather the wheat into my barn."
Matthew 13:30
"The harvest is the end of the
age."
Matthew 13:39 |
Wat echter de Gemeente
(zijn lichaam) betreft, zoo begon deze bedeeling pas drie en een half
jaar later. Ook het Evangelisch tijdperk eindigt met een oogsttijd,
waarbij alweder de twee uiteinden over elkander reiken, namelijk, het
einde der Evangelische eeuw, en het begin van het Millennium, of de
wederoprichting aller dingen. De Evangelische eeuw
eindigt bij gedeelten, even als haar vóórbeeld
of “afschaduwing,”
de Joodsche eeuw.
Even als dáár, de eerste zeven jaren van den oogst in
bijzonderen zin gewijd waren aan een werk, in en voor Israël
naar het vleesch, en jaren van gunst waren, zoo vinden wij hier eveneens
zeven jaren, aanduidende de zelfde strekking te hebben op de Evangelische
Kerk (Gemeente) en gevolgd door een tijd van benauwdheid (“vuur”)
over de wereld, als een straf voor de ongerechtigheid, en eene voorbereiding
voor de regeering der gerechtigheid –
waarover later meer. |
N - Plane of Human
Perfection Actual or Reckoned
"What is man, that thou art mindful of him?...Thou madest him
a little lower
than the angels."
Hebrews 2:6-9
P -
Plane of Typical Perfection
"For the law having a
shadow of good things to come, and not the very image of things, can never with those
sacrifices which they offered year by year continually make the comers thereunto
perfect."
Hebrews 10:1
R -
Plane of Sin and Depravity
"Wherefore, as by one man
sin entered into the world, and death by sin; and so, death passed upon all men, for that
all have sinned." Romans 5:12 |
De
Weg ter Heerlijkheid
K, L, M, N, P, R, stellen ieder een
verschillende hoogte voor.
N, is de hoogte of de
trap der volmaakte menschelijke natuur. Adam stond [164] opdezen trap
eer hij zondigde, doch van het oogenblik af dat hij ongehoorzaam was, viel
hij op trap R, de hoogte van verdorvenheid en zonde, waarop geheel
zijn nageslacht geboren werd. Dit stemt overeen met den breeden weg die
tot het verderf leidt.
P
stelt voor de hoogte, of den trap van
zinnebeeldige gerechtigheid, gerekend, alsof de offeranden der wet die
bewerkt hadden. Het was geen ware volmaaktheid, “want de wet heeft
geen ding volmaakt”
(Hebr. VII:19.)
N stelt niet
alleen den trap van menschelijke volmaaktheid voor, eenmaal ingenomen door
den volmaakten mensch Adam, maar ook het standpunt van alle
gerechtvaardigde menschen.
“Christus
stierf voor onze zonden naar de Schriften,” en dientengevolge zijn
alle geloovigen in Christus –
allen die zijn volmaakt en voleindigd werk
als hun rechtvaardiging aannemen –
door het geloof, door God als
gerechtvaardigd gerekend, als waren zij volmaakte menschen die nimmer
gezondigd hadden.
In Gods oog worden dus
allen die Christus als hun verlosser aannemen, gerekend te staan op den trap
van menschelijke volmaaktheid, N. Dit is het eenige standpunt van
waaruit de mensch God bereiken kan, of eenige gemeenschap met Hem hebben
kan. Allen op deze hoogte, of trap, noemt God zonen (menschelijke zonen).
Op
deze wijze was Adam een zoon (Luk. III:38), en had hij gemeenschap met God
vóór zijne ongehoorzaamheid. Allen die
het volbrachte verzoeningswerk van onzen Heere Jezus aannemen, worden
gerekend als wedergebracht tot oorspronkelijke reinheid, en hebben
dientengevolge gemeenschap met God.
Gedurende deze
Evangelische eeuw heeft God een bijzonder aanbod aan de gerechtvaardigde
menschen gedaan, hen zeggende dat zij op zekere voorwaarden, eene
verandering van natuur kunnen ondergaan, dat zij kunnen ophouden aardsche
[265] menschelijke wezens te zijn, en geestelijke hemelsche wezens kunnen
worden, zooals Christus, hun Verlosser. |
Baptism –
A symbol of consecration.
"...present your bodies a
living sacrifice...
your reasonable service."
Romans 12:1 |
Sommige geologies –
gerechtvaardigdenzijn –
tevreden met de vreugde en den vrede, die zij
hebben door het geloof in de vergiffenis hunner zonden, en slaan daarom
geen acht op de stem die hen uitnoodigt om hooger op te komen. Anderen, gedrongen
door de liefde Gods, welke blijkt uit de verzoening voor de zonde, en
voelende dat zij dus zichzelven niet toebehooren, omdat zij met een prijs
gekocht zijn, zeggen: “Heere, wat wilt gij dat ik doen zal?”
Dezulken hebben des Heeren antwoord door Paulus, die zegt:
“Ik bid u dan,
broeders! door de ontfermingen Gods, dat gij uwe iichamen stelt tot
eene levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uwe
redelijke godsdienst.” (Rom. XII:1.)
Wat
bedoelt de Apostel met ons zoo te dringen, ons tot levende offeranden te
stellen? Hij bedoelt dat wij in Gods dienst zouden stellen iedere kracht
en elk talent dat wij bezitten, dat wij voortaan niet voor ons zelven
zullen leven, noch voor onze vrienden, of onze familie, of de wereld,
noch voor iets dat niet in gehoorzamen dienst staat van hem, die ons met
zijn eigen dierbaar bloed gekocht heeft. |
|
Maar aangezien God
geen zinnebeeldig offer wilde hebben, dat onvolmaakt was, of waaraan eenig
gebrek was, en aangezien wij door Adam allen zondaars zijn, hoe kunnen wij
dan Hem aangename offeranden zijn? Paulus toont aan dat wij alleen door
heilig te zijn, welaangename offeranden kunnen zijn.
Wij zijn niet heilig zooals Jezus,
die geene zonde gekend heeft, wijl wij tot het veroordeelde geslacht
behooren, als ook omdat wij nog niet
de algeheele volmaaktheid bereikt hebben, want wij rekenen niet die
volmaaktheid bereikt te hebben, waartoe wij geroepen zijn, maar wij hebben
dezen schat in aarden (d. i. zwakke en lekke) vaten, [266] opdat de
heerlijkheid van onze eindelijke volmaaktheid gezien worde te zijn van God
en niet uit ons.
Maar onze heiligheid en onze
welbehagelijkheid aan God als offerande, komt uit het feit dat God ons
vrijelijk heeft gerechtvaardigd van alle zonde door ons geloof in de
offerande van Christus ten onzen behoeve. |
K -
Plane of Glory
"To them who by patient
continuance in well doing seek for glory and honour and immortality, eternal life."
Romans 2:7
L
- Plane of
Perfect Spirit Being
"Jesus saith unto her, Touch me not;
for I am not yet ascended to my Father..."
John 20:17
M - Plane of
Spirit Begettal
"And the Holy Spirit descended in a bodily shape like a dove upon him, and a
voice...said, thou art my beloved Son..." Luke 3:22,
Acts 10:38
|
Zoovelen als er deze
roepstem waardeeren en gehoorzamen, verheugen er zich in, waardig te
worden gerekend om Christus' wil smaadheid te lijden, en zien niet naar de
dingen die gezien worden, maar naar de dingen die niet gezien worden, –
naar de "kroon des levens" –
de prijs van onze roeping in Christus Jezus, en "de heerlijkheid
die in ons zal geopenbaard worden."
Dezen vanaf het
oogenblik hunner dienstwijding aan God, worden niet langer menschen
gerekend, maar als wedergeborenen Gods door het woord der waarheid –
niet meer vleeschelijke, maar voortaan geestelijke kinderen. Zij zijn nu
een stap dichter bij den prijs, dan toen zij eerst geloofden. Maar hun
geestelijk bestaan is nog onvolmaakt; zij zijn slechts verwekt, nog
niet geboren uit den Geest. Zij zijn ongeboren geestelijke kinderen
op trap M –
de trap der geestelijke verwekking.
Omdat zij verwekt zijn
door den Geest, worden zij niet meer gerekend vleeschelijk te zijn, doch
geestelijk; want de vleeschelijke natuur welke de hunne was, hebben zij, nu
zij gerechtvaardigd zijn, opgegeven, of als dood gerekend –
eene levende offerande, heilig, welbehagelijk aan God, en door Hem
aangenomen.
Zij zijn nu nieuwe
schepselen in Christus Jezus, het oude (vleeschelijke wil, hoop en ijver) is
voorbij gegaan, en alles is nieuw geworden, want "gijlieden zijt
niet in het vleesch, maar in den Geest, zoo anders de Geest Gods in u woont."
2 Cor. V:17; Rom. VIII:9.
Trap L stelt
den toestand van volmaakt geestelijk [267] bestaan voor; maar eer trap L
bereikt kan worden, moeten de voorwaarden van ons verbond ten uitvoer
gebracht worden. Het is één ding, zich
tegenover God te verbinden dat wij dood zullen zijn aan alle vleeschelijke
dingen, een ander ding is het, dat verbond gedurende onze aardsche loopbaan
vast te houden –
het "vleesch onder" (dood) te houden, af te zien van onzen
eigenen wil, doende alle en des Heeren wil.
De ingang op vlak, of
trap L, wordt geboorte genoemd, de volle ingang in het leven als
geestelijk wezen. De geheele gemeente zal op dezen trap of hoogte komen, als
zij van uit de wereld zal zijn uitgelezen of uitverkoren in den "oogsttijd,"
of einde der Evangelische eeuw.
"De dooden in
Christus zullen eerst opstaan. Dan wij die levend overgebleven zijn, zullen
veranderd worden in één punt des tijds"
–
volmaakte geestelijke wezens, gelijk gemaakt aan het verheerlijkte lichaam
van Christus, (want dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen.) Dan, als
het volmaakte zal gekomen zijn, zal, wat ten deele was (de verwekte toestand
met alles waarin het vleesch ons nu hinderlijk is) te niet gedaan worden.
Maar er is bovendien
nog een stap vooruit te nemen, verder dan eene volmaking van het geestelijk
bestaan, namelijk, tot "de heerlijkheid hier na volgende" –
trap K. Wij bedoelen hier niet eene heerlijkheid des persoons, maar
eene heerlijkheid van kracht en bediening. Het bereiken van trap L
brengt ons tot de volle persoonlijke heerlijkheid, namenlijk, de
heerlijkheid van aan Christus gelijk te wezen.
Doch nadat wij alzoo
verheerlijkt zijn, en gelijk gemaakt aan onzen Heer, en ons Hoofd, zullen
wij één met Hem worden in de heerlijkheid
van macht en bediening, dat wil zeggen, met hem deelen in zijne heerlijkheid
en eer; het zal ons gegeven worden te zitten met hem in zijnen troon, [268]
evenals Hij, nadat Hij bij zijne opstanding volmaakt was, verhoogd werd aan
de rechterhand van de Majesteit in de hemelen. Alzoo zullen wij de eeuwige
heerlijkheid, op trap K, binnengaan. |
a - Adam
in Perfection
"And God said, Let us make man in our image, after our likeness..."
"And God saw every thing that he had made, and behold, it was very good..."
Genesis 1:27,31
b - Fallen Adam
and His Posterity before the Flood
"And God saw that the wickedness of man was great..."
Genesis 6:5
c - Ancient Worthies
"...Abraham believed God, and it was counted to him
for righteousness."
Romans 4:3
d - Mankind
from flood
to Messianic Age
"Wherefore, as by one man sin entered into the world, and death by sin;
and so death hath passed upon all men, for that all have sinned."
Romans 5:12
e - Fleshly Israel Typically Justified as a Nation
"For the law having
a shadow of good things to come, and not the very image of the things, can never with
those sacrifices which they offered year by year continually make the comers thereunto
perfect."
Hebrews 10:1
f - Jewish Time of Trouble
"Whose fan is in his hand, and he will thoroughly purge his floor,
and will gather the wheat into his garner; but the chaff he will burn with fire
unquenchable."
Luke 3:17
g - Jesus
at age 30,
a Perfect Man
"...Christ Jesus... made himself of no reputation and took upon him the
form of a servant and was made in the
likeness of men."
Philippians 2:5,7 |
Laat ons nu de kaart
weer met aandacht bestudeeren, en de verklaringen nagaan der
verschillende trekken van het plan Gods. Voor deze verklaringen gebruiken
wij de pyramide figuur, om volmaaktheid voor te stellen, omdat die er zich
zoo toe leent, en ook klaarblijkelijk aangehaald wordt in de Schriften.
Adam was een volmaakt
wezen; zie pyramide a; bezie zijne plaats –
op trap N die vleeschelijke volmaaktheid voorstelt.
Op
trap R, de trap van zonde en onvolmaaktheid, of der verdorvenheid,
stelt de onthoofde pyramide b, of de onvolkomene figuur,
gevallen Adam en zijn nageslacht voor, –
ontaard zondig en veroordeeld.
Abraham, en anderen
uit dien dag, gerechtvaardigd (namenlijk volmaakt gerekend) uit het geloof,
vinden wij, voorgesteld door pyramide c op trap N.
Abraham
was een lid van het ontaarde menschelijke geslacht, en behoorde van nature,
met de overigen op trap R; maar Paulus zegt ons, dat Abraham
gerechtvaardigd was door het geloof, d. i., hij werd om zijn geloof, door
God tot een zondeloos en volmaakt mensch gerekend.
Dit verhief hem in Gods schatting
boven de wereld der gevallene zondige menschen, tot op trap N, en
hoewel nog onvolmaakt, werd hij opgenomen in de gunst die Adam verloren had,
namenlijk gemeenschap te hebben met God als een "vriend."
Jakob II:23.
Allen op den volmaakten (zondelooze)
trap N, zijn vrienden Gods, en Hij is hun tot een vriend, doch
zondaars (op trap R) zijn in vijandschap met God –
"vijanden door booze werken."
De wereld der menschen,
na den Zondvloed voorgesteld door figuur d, stond nog op trap R
–
nog in vijandschap, waar het blijft, totdat de gemeente [269] van het
Evangelie zal zijn uitverkoren en verzameld, en het Duizendjarig rijk begint.
Israël naar het vleesch, gedurende de Joodsche eeuw,
toen de zinnebeeldige offeranden van stieren en bokken hen reinigden (niet
werkelijk, slechts zinnebeeldig, want de Wet kan niets volmaken –
Hebr. VII:19), was zinnebeeldig gerechtvaardigd, daarom is zij e op trap P,
de trap van zinnebeeldige rechtvaardigmaking, die van af de wetgeving op den
berg Sinaï duurde totdat Jezus een einde
van de Wet maakte, door haar te nagelen aan zijn kruis.
Dáár eindigde de zinnebeeldige rechtvaardigmaking
door het instellen van de "betere offerande" dan de
Joodsche zinnebeelden, die welke werkelijk de zonde der wereld
wegneemt, en degenen die daar toegaan werkelijk heiligt. Hebr. X:1.
Het vuur van
beproeving en moeite, waar vleeschelijk Israël
door heenging toen Jezus tegenwoordig was, hen ziftende, en de "ware
Israëlieten" uit hen nemende, en
voornamenlijk, toen na het afscheiden van de tarwe, hij het kaf (het
vuilnisgedeelte van dat stelsel) met onuitblusschelijk vuur verbrandde,
wordt voorgesteld door figuur f. Het was een tijd van benauwdheid die
zij vruchteloos trachtten af te wenden. Luk. III:17, 21, 22; 1 Thess.
II:16.
Op dertigjarigen
leeftijd was Jezus een volkomene man, (g) hebbende de heerlijkheid
van den geestelijken toestand verlaten, en mensch geworden, ten einde
(door de goedheid Gods) voor een iegelijk mensch den dood te kunnen smaken.
De rechtvaardigheid
van Gods wet is zonder twijfel, oog om oog, tand om tand, ziel om ziel. Het
was noodzakelijk dat een volmaakt mensch voor de menschheid sterven zoude,
want de eisch der rechtvaardigheid kon op geen andere wijze bevredigd worden.
Evenmin als de dood van stieren en bokken de zonde kon wegnemen,
evenmin kon de dood [270] eens engels de schuld betalen en den mensch
verlossen.
Daarom is hij die
genaamd wordt, "het Begin van de Schepping Gods," een mensch
geworden, "vleesch geworden," opdat hij het rantsoen (de
kostende prijs) kon geven, dat de menschheid verlossen zou. Hij moest wel
een volmaakt mensch geweest zijn, anders zoude Hij om. den prijs te betalen
niet meer hebben kunnen doen, dan eenig lid van het gevallen geslacht.
Hij was "heilig,
onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren." Hij heeft de
zelfde gestalte op gelijkheid der zondaars genomen, "de gelijkheid
des zondigen vleesches," de menschelijke gelijkheid.
Maar Hij nam die "gelijkheid"
in hare volkomenheid aan; Hij nam geen deel aan derzelver zonde of
onvolmaaktheid, behalve waar Hij vrijwillig deelde in het leed en de smart
van sommigen gedurende zijne bediening, hun smarten en gebreken op zich
nemende, en daarvoor zijne eigene levenskracht en gezondheid schenkende.
|
|
Er staat geschreven
dat "Hij onze krankheden op zich genomen, en onze
smarten gedragen heeft," (Jes. LIII:4) en
"kracht, (leven, levenskracht, sterkte) ging van hem uit, en genas
ze allen." Mark. V:30; Luk. VI:19; Matth. VIII:16, 17. "In gedaante
gevonden als een (volmaakt) mensch, heeft Hij zich zelven vernederd,
gehoorzaam geworden zijnde tot den dood." Hij bood zich bij God
aan, zeggende:
"Ziet ik korn
(in de rol des boeks is van mij geschreven) om uwen wil te doen, o mijn
God!"
–
en stelde deze toewijding zinnebeeldig voor, door een doop in water. Toen
Hij zich alzoo aangeboden en toegewijd had, was zijn offer heilig (rein)
en Gode welaangenaam, Die dan ook Zijne goedkeuring toonde, door hem te
vervullen met den Geest en met kracht –
toen de Heilige Geest over hem kwam, hem alzoo zalvende. |
h - Jesus,
Spirit Begotten
at Jordan
"And Jesus, when he was baptized, went up straightway out of the water:
and, lo, the heavens were opened unto him, and he saw the
Spirit of God descending like
a dove, and
lighting upon him."
Matthew 3:16
i - Jesus Resurrected as a Divine Being
"And he is the head of the body,
the church:
who is the beginning, the firstborn
from the dead..."
Colossians 1:18 |
Dit vervullen met den
Geest was het verwekken [271] tot een nieuwe nature –
de goddelijke –
die ten volle ontwikkeld of geboren zoude zijn, als Hij het offer ten
volle gebracht zoude hebben –
het offer van de menschelijke natuur.
Deze verwekking was
een stap opwaarts van den menschelijken toestand af, en wordt op trap M
door pyramide h afgebeeld. Trap M zijnde de hoogte van
geestelijke verwekking. Op deze hoogte bracht Jezus drie en een half jaren
van zijn leven door, totdat zijn menschelijk bestaan eindigde aan het
kruis.
Toen, na drie dagen
dood te zijn geweest, werd Hij opgewekt ten leven –
tot de volmaaktheid van geestelijk leven (i, trap L) geboren uit
den Geest, –
"de eerstgeborene uit de dooden." "Dat wat uit
den Geest geboren is, is geest," daarom was Jezus na Zijne
opstanding een geest –
een geestelijk wezen, en in geen enkel opzicht meer een menschelijk wezen.
Wel is waar, had Hij
na zijne opstanding macht om zijnen discipelen te onderwijzen, en hen te
toonen daf Hij niet meer dood was, maar Hij was niet meer een mensch, aan
menschelijke toestanden onderhevig, doch kon gaan en komen gelijk de wind.
(Zelfs toen de deuren gesloten waren), en niemand kon zeggen van waar Hij
kwam of waar Hij heen ging
"Alzoo is een iegelijk die uit
den Geest geboren is." Joh. III:8, verg. XX:19, 26.
|
k - Jesus,
40 days after his resurrection in divine glory
"Which he wrought in Christ, when he raised him from the dead, and set him at
his own right hand in the heavenly places, far above all principality and power, and
might, and dominion, and every name
that is named."
Ephesians 1:20,21
l
- Jesus,
in the Gospel Age, set down
with the Father
on His throne
"To him that overcometh will I grant to sit with me in my throne, even
as I also overcame and am set down
with my Father
in his throne."
Revelation 3:21 |
Van het oogenblik af
dat Jezus zich ten offer wijdde bij zijnen Doop, werd de menschelijke
natuur als dood gerekend, en ving de nieuwe natuur aan, die volmaakt werd
bij de opstanding, toen Hij den trap van volmaakt geestelijk bestaan, L,
bereikt had –
opgewekt werd een geestelijk lichaam. Veertig dagen na zijne opstanding
voer Jezus op tot de majesteit in de hemelen, –
de hoogte van goddelijke heerlijkheid, K, (pyramide k).
Gedurende de
Evangelische eeuw is Hij in heerlijkheid geweest (l), gezet met den
Vader in Zijnen troon, en Hoofd zijner gemeente op aarde –
haar bestuurder en gids. [272] Gedurende deze gansche Evangelische eeuw is
de Gemeente in eer proces van ontwikkeling, tucht, en beproeving geweest,
opdat zij aan het einde van den oogsttijd dezer eeuw zijne Bruid en
medeerfgename worden moge. Van daar dat zij gemeenschap heeft aan zijn
lijden, opdat zij ook met hem verheerlijkt moge worden (trap K) als de
daartoe bestemde tijd gekomen zal zijn.
De
schreden welke de Gemeente nemen moet om tot hare verheerlijking te geraken,
zijn de zelfden, die haar Leidsman en Heer nam, "die ons een voorbeeld
heeft nagelaten, opdat wij in Zijne voetstappen zouden wandelen,"
–
behalve dat de Gemeente van een lager standpunt ui tgaat.
Onze
Heere stond bij zijne intrede in de wereld, naar wij zagen, op trap N,
de hoogte van menschelijke volmaaktheid, terwijl wij allen, van Adams
geslacht zijnde, op een lager standpunt, trap R, staan, de trap van
zonde, onvolmaaktheid, en vijandschap tegen God. Voor ons is dus een eerste
noodzakelijkheid, gerechtvaardigd te worden en aldus trap N te
bereiken. Hoe wordt dit volbracht?
Door
goede werken? Neen, zondaars kunnen niets goeds volbrengen. Wij kunnen ons
bij God niet aanbevelen, maar God bevestigt Zijne liefde jegens ons, dat
Christus voor ons gestorven is, toen wij nog zondaars waren, Rom. V:8. Dus
is de voorwaarde, om tot den gerechtvaardigen of volmaakten trap, waarvan
wij door Adams zonde waren afgevallen, dat Christus voor onze zonden stierf,
ons verloste, en ons ophief, "door het geloof in zijn bloed,"
tot dien volmaakten trap.
|
|
"Wij
zijn gerechtvaardigd (opgeheven tot trap N) door het geloof."
"En gerechtvaardigd zijnde doer het geloof, hebben wij vrede bij
God." Rom. V:1, en worden niet langer door God als vijanden
beschouwd, maar als gerechtvaardigde menschelijke zonen, op den zelfden
trap als Adam en onze Heere Jezus, behalve dat zij werkelijk volmaakt
waren, terwijl wij slechts als [273] zoodanig gerekend worden.
Deze
toegerekende rechtvaardigmaking beseffen wij door het geloof in Gods Woord,
dat zegt: Gij zijt "gekocht" "verlost," "vrijgesproken
van alle dingen.” Wij zijn in Gods oog onberispelijk, onbesmet en
heilig in het kleed van Christus' gerechtigheid, dat ons door het geloof
wordt aangerekend. Hij vond goed dat onze zonden hem werden toegerekend,
opdat Hij er de schuld van dragen zoude, en Hij stierf voor ons alsof Hij
de zondaar ware.
Dientengevolge
wordt zijne gerechtigheid toegerekend aan allen, die zijne verzoening
aannemen, en die toegerekende gerechtigheid brengt daarbij al de rechten
en zegeningen mede, die vóór de intrede
der zonde genoten werden. Deze gemeenschap kan terstond door de beoefening
des geloofs door ons worden aanvaard –
terwijl het leven, en voller gemeenschap en vreugde ons verzekerd zijn –
in den van God bestemden tijd. |
|
Maar bedenkt dat
terwijl rechtvaardigmaking een zalig iets is, het daarom onze natuur niet
veranderen kan.*
Wij blijven
menschelijke wezens. Wij zijn gered uit den ellendigen toestand van zonde
en vervreemding van God, en in plaats van menschelijke zondaars, zijn wij
menschelijke zonen, en nu, omdat wij zonen zijn, spreekt God tot ons ais
zoodanigen. Gedurende de Evangelische eeuw heeft Hij tot het [274] "kleine
kuddeke" van medeerfgenamen geroepen, zeggende.
"Mijn zoon, geef Mij uw hart," –
dat is, geef u zelf, al uwe aardsche krachten, uw wil, uwe talenten, uw
alles aan Mij, gelijk Jezus u een exempel gegeven heeft, en Ik zal u tot
een zoon maken op een hoogeren trap dan de menschelijke. Ik zal u tot een
geestelijken zoon maken, met een geestelijk lichaam, gelijk aan dat van
den verrezenen Jezus –
"het uitgedrukte beeld van des Vaders persoon."
Indien gij al
uwe aardsche hoop, eerzucht, vooruitzichten, enz., op wilt geven, uwe
menschelijke natuur geheel wilt toewijden, en het gebruiken in Mijnen
dienst, dan zal Ik u een hoogere natuur geven, dan aan de overigen van uw
geslacht, Ik zal u deel doen hebben aan de goddelijke nature –
een erfgenaam Gods, en medeerfgenaam van Jezus Christus, opdat "zoo
gij anders met hem lijdt, gij ook met hem verheerlijkt wordt."
|
|
* Het woord "natuur" wordt
verkeerd gebruikt, als men van een mensch spreekt als hebbende een
"slechte natuur."
Strikt genomen is geen mensch van nature
slecht. De menschelijke natuur is "zeer goed" een aardsch
beeld van de goddelijke natuur.
Daarom heeft ieder mensch een goede
natuur, die echter verdorven is geworden. Het is dus onnatuurlijk
voor een mensch om slecht, wreed, enz., te zijn, en natuurlijk om
als God te zijn. Het is in deze oorspronkelijke beteekenis, dat wij
het woord "natuur" gebruiken.
Wij zijn door Christus
gerechtvaardigd tot een volle terugkeer tot al de voorrechten en
zegeningen van onze menschelijke nature –
het beeld Gods.
|
|
|
Zij die dezen prijs, welken het Evangelie hen aanbiedt op de rechte waarde
schatten, leggen met vreugde alle last af, en loopen met lijdzaamheid de
hun voorgestelde loopbaan, opdat zij dien prijs verkrijgen. Door onze
werken konden wij onze rechtvaardig making niet verkrijgen: onze Heere
Jezus deed al het werk dat daarvoor gedaan moest worden, en toen wij door
het geloof zijn voleindigd werk aannamen, werden wij gerechtvaardigd en
verhoogd tot trap N. Maar nu, als wij
verderop willen, kunnen wij niet zonder de werken. Natuurlijk moeten wij
niet ons geloof verliezen, want dan zouden wij ook onze rechtvaar-
digmaking
verliezen, maar gerechtvaardigd zijnde, en volhardende in het geloof, is
het ons mogelijk (door de genade die ons gegeven is, bij onze verwekking
door den Geest) werken te doen die Gode aangename vruchten voortbrengen. |
The Widow's Mite
–
pictures the
Christian giving his/her all in consecration.
|
En God verlangt dat,
want het is het offer waartoe wij ons verbonden. God verlangt, dat wij
onze [275] waardeering van dien prijs toonen zullen, door er voor te geven
al wat wij hebben en zijn; niet aan menschen, maar aan God –
eene offerande, heilig, en door Christus, Hem welaangenaam, –
onze redelijke godsdienst.
Als wij al deze dingen
aanbieden, zeggen wij: Heere, hoe wilt gij dat ik dit alles aan U overgeef?
mijne offerande, mijn tijd, mijne talenten, mijn invloed, enz.?
Dan, in
Gods Woord zoekende naar een antwoord, zullen wij zijne stem hooren die
ons onderwijst hoe wij Hem alles hebben over te geven, zooals de Heere
Jezus deed, door als de gelegenheid zich daartoe voordoet, wel
te doen aan alle menschen, vooral aan de huisgenoten des geloofs, hen
dienende met geestelijk of met natuurlijk voedsel, hen bekleedende met
Christus' gerechtigheid of met aardsche kleeding, naar de mate van ons
vermogen,
en van hunne nooddruft.
Alles hebbende toegewijd, zijn wij verwekt door den Geest,
en hebben wij trap M bereikt, en nu, door de kracht die ons gegeven is,
zullen wij, indien wij die kracht gebruiken, in staat zijn ons verbond na
te komen, overwinnaars te worden, en meer dan overwinnaars doar (de kracht
of Geest van) hem die ons liefgehad heeft, en ons gekocht heeft met zijn
eigen dierbaar bloed. |
|
Maar aldus wandelende in de voetstappen van
Jezus, moeten wij nooit de overwinning als behaald beschouwen, noch rustig
nederzitten, want ons moeielijk werk zal niet volbracht zijn voordat wij
de kroon ontvangen hebben.
Die kroon zal verworven zijn, wanneer wij,
even als onze getrouwe broeder, Paulus, den goeden strijd gestreden, en
den loop zullen geëindigd hebben, doch
eerder niet. Tot dien tijd toe, moet de vlam en de wierook van onze
offerande van arbeid en dienst, dagelijks opgaan –
"een welriekende reuk, eene aangename offerande, Gode welbehagelijk"
(Fil. IV:18).
|
|
[276] Zij die tot deze overwinnende schare
behooren, en die "slapen" zullen opgewekt worden, als
geestelijke
wezens op trap L, en zij, tot deze zelfde schare behoorende, die levend
overblijven, tot de wederkomst des Heeren, zullen "veranderd"
worden, overgebracht op den zelfden geestelijken trap.
Zij zullen geen
oogenblik "slapen," hoewel de "verandering" de
verbreking van den aardschen tabernakel met zich brengt. Niet langer
zwakke, aardsche, sterfelijke, verderfelijke wezens, maar dan geheel
uit den geest geboren –
hemelsche, geestelijke, onverderfelijke, onsterfelijke wezens (1 Cor.
XV:44, 52).
Wij weten niet hoe lang het duren zal na hunne
"verandering"
of volmaking tot geestelijke wezens (trap L), eer deze schare als volle en
voltallige vergadering zal verheerlijkt worden (trap K) met den Heere,
vereenigd met hem in macht en groote heerlijkheid.
Deze vereeniging en
volle verheerlijking van het geheele Lichaam van Christus met het Hoofd,
verstaan wij te zijn de bruiloft des "Lams," met zijne Bruid; als zij
volkomen zal ingaan in de vreugde haars Heeren.
|
m - Spirit
Begotten Class who become the Great Company
"...a great multitude, which no man could number... stood before the Lamb, clothed
with white robes, and palms in their hands."
Revelation 7:9
n - Spirit Begotten Class who become the Bride of Christ
"Fear not, little flock, for it is your Fathers good pleasure to give
you the kingdom." Luke12:32 |
Bezie de kaart nu
weder eens; –
n, m, p, q, zijn vier verschillende klassen, die te samen de
zoogenaamde
Evangelische Kerk in zijn geheel voorstellen, zooals zij zich zelve
noemt, en beweert het lichaam van Christus te zijn. Beide de n en
de m klasse zijn op den trap der geestelijke verwekking M.
Deze twee klassen
hebben te samen gedurende de Evangelische eeuw bestaan; beiden vormden een
verbond met God, levende offeranden te zullen worden; beiden werden
"aangenomen in den Geliefde," en door den Geest tot nieuwe
schepselen verwekt.
Het verschil tusschen hen is dit: n stelt
diegenen voor, die hun verbond houden, en met Christus gestorven zijn;
wat aardsche wil, en doel, en eerzucht betreft, terwijl m de
grootere vergadering van [277] geestelijk verwekte kinderen voorstelt, die
zich verbonden hebben, doch helaas voor de volvoering van hun verbond
terugdeinzen. De n klasse bestaat uit de overwinnaars, uitmakende
de Bruid van Christus, die met den Heer in Zijnen troon in heerlijkheid
zitten sullen –
trap K.
Dit
is het "kleine kuddeke," aan wien het des Vaders welbehagen is,
het Koninkrijk te geven. (Luk. XII:32.) Die van de m klasse deinzen
terug van het afsterven aan het eigen ik, maar God heeft hen nog lief, en
wil ze daarom door tegenspoed en moeite op trap L brengen, de volmaakte
geestelijke hoogte.
Maar zij zullen hun recht op de K hoogte, (de troon
der heerlijkheid) verloren hebben, omdat zij geen overwinnaars waren.
Indien wij des Vaders liefde waardeeren, en de goedkeuring des Heeren
begeeren; indien wij leden van Zijn lichaam, Zijne Bruid wenschen te zijn,
moeten wij ons verbond de, offerande blijde en gewillig ten uitvoer brengen.
|
p - Believers,
but not fully consecrated
"For many are called, but few
are chosen."
Matthew 22:14
q - Church- Goers, but not Believers; Hypocrites
"Beware of false prophets, which come to you in sheeps clothing, but
inwardly they are ravening wolves."
Matthew 7:15
"Let both grow together until
the harvest; and in the time of harvest I will say to the reapers, Gather ye together
first the tares, and bind them in bundles to burn them: but gather the wheat
into my barn."
Matthew 13:30
|
Het meerendeel van wat wij de Kerk noemen
(de naamkerk) wordt voorgesteld door afdeeling of klasse p. Let er
op, dat die niet op trap M, maar op trap N staat. Zij zijn gerechtvaardigd,
maar niet geheiligd. Zij hebben zich niet ten volle aan God toegewijd, en
zijn daarom niet tot geestelijke wezens verwekt.
Zij staan echter hooger
dan de wereld, omdat zij het rantsoen voor hunne zonden van Jezus hebben
aangenomen, doch wat zij niet aangenomen hebben, is de hooge roeping dezer
eeuw om deel uit te maken van Gods geestelijke familie. Indien zij
voortgaan in het geloof, en zich geheel onderwerpen aan de rechtvaardige
wetten van Christus' Koninkrijk in den tijd van de Wederherstelling
aller dingen, zullen zij ten laatste de gelijkenis van den volmaakten
aardschen mensch, Adam, verwerven. Zij zullen volkomen herkrijgen, alles
wat door hem verloren werd.
Zij zullen de zelfde menschelijke volmaaktheid,
verstandelijke, [278] moreel en physiek verkrijgen, weer in de gelijkenis
van Gods beeld zijn, gelijk Adam was, want tot dit alles werden zij
vrijgekocht. En hun staat van gerechtigheid, trap N, als dezulken die
gehoord en geloofd hebben in de verlossing door Christus, is een
bijzondere zegen, dien zij door het geloof vroeger genieten dan de
algemeene wereld (want allen zullen in de Duizendjarige eeuw tot deze
kennis van de rechtvaardigmaking door het geloof komen.
Deze echter,
zullen het voorrecht hebben, van vroeger te zijn begonnen, en reeds
eenigen voortgang in de goede richting te hebben gemaakt. Maar klasse p
verwaarloost den grooten zegen van deze toegerekende rechtvaardigmaking
in den tegenwoordigen tijd. Het wordt nu gegeven met het bijzondere doel,
sommigen in staat te stellen de welaangename offerande te brengen, en bij
klasse n ingelijfd te worden als leden van het lichaam van Christus.
Diegenen
die tot klasse p behooren, ontvangen Gods gunst (rechtvaardigmaking)
"te vergeefs" (2 Cor. VI:1); zij gebruiken die gunst niet om voort
te gaan, en zichzelven tot eene Gode welaangename offerande te stellen in
den tijd dat deze offerande bij God aannemelijk is.
Deze klasse, hoewel
geen "heiligen," geen leden van het gezalfde "lichaam,"
worden door den Apostel "broeders" genoemd (Rom. XII:1). In dien
zelfden zin zal het geheele geslacht als het hersteld is, broeders van
Christus zijn, en kinderen Gods, hoewel van een andere natuur. God is de
Vader van allen, die met Hem overeenstemmen, wie en waar zij ook zijn.
Een andere klasse, aan
de nominale Kerk verbonden, die nooit in Jezus als de verzoening voor hare
zonden geloofde, en dientengevolge niet gerechtvaardigd is, –
niet op trap N –
wordt bij trap N, door afdeeling q voorgesteld. Zij zijn "wolven
in schaapskleederen," doch zij noemen zichzelven Christenen, en worden
als leden der Kerk aangezien.
[279]
Zij zijn geen ware geloovigen in Christus als hun Verlosser;
zij behooren tot trap R; zij maken deel uit van de wereld, zijn niet op
hun plaats in de Kerk, en brengen die kerk groote schade toe. In dezen
gemengden toestand, met deze verschillende klassen n, m, p,
en q, allen dooreengemengd en allen zich Christenen noemende,
heeft de Kerk, of de "Gemeente" bestaan gedurende deze
Evangelische
eeuw.
Zooals onze Heer voorspelde, is het zoogenaamde koninkrijk der hemelen
(de nominale kerk) gelijk aan een akker die met tarwe en onkruid bezaaid is.
En Hij zeide, dat ze beiden te samen zouden opwassen tot den oogst,"
aan het einde der eeuw, de "voleinding der wereld."
Ten tijde des
oogstes zal Hij aan de maaiers (de engelen –
boodschappers) zeggen: "vergadert eerst dat onkruid en bindt het in
busselen om hetzelve te verbranden, maar brengt de tarwe samen in mijne
schuur." Matth. XIII:38, 41, 49.
|
|
Deze woorden onzes
Heeren toonen ons, dat, terwijl Hij zich voornam dat beiden te samen
zouden opwassen in deze eeuw, en aangezien zouden worden voor leden van
de nominale Kerk (gemeente), Hij ook besloten had, dat er een tijd van
scheiding tusschen deze twee bestanddeelen komen zoude, waarin zij, die
werkelijk zijne Gemeente, zijne heiligen (n) zijn, door God goedgekeurd
en erkend, geopenbaard zouden worden. (Matth. XIII:39.)
|
|
Gedurende de Evangelische eeuw is het goede
zaad opgewassen, en het onkruid of het nagebootste koren ook. "Het
goede zaad zijn de kinderen des koninkrijks," de geestelijke kinderen,
klasse n, en m, terwijl "het onkruid zijn de kinderen
des Boozen."
Allen uit klasse q, en velen uit klasse p
zijn daarom "onkruid," want "niemand kan twee heeren dienen,"
en, "gij zijt dienstknechten desgediennen dit gij gehoorzaamt"
(Rom. VI:16.) Aangezien zij in klass p hun dienst en hunne
talented [280] niet toewijden aan Hem die hen gekocht heeft, –
een redelijke godsdienst –
geven zij zonder twijfel veel van hun tijd en krachten, om God tegen te
werken, en zijn dus in dienst van den vijand.
|
The Harvest
is a time
of separation
...the Wheat
from the Tares. |
Ziet nu op de kaart
naar den "oogsttijd" of het einde der Evangelische eeuw; let op
de twee afdeelingen waarin het verdeeld is –
zeven jaren en drie en dertig jaren, precies hetzelfde als in den
oogsttijd van de Joodsche eeuw. Deze oogsttijd, evenals de Joodsche, zal
een tijd van beproeving en zifting van de Gemeente zijn, gevolgd door een
tijd van toorn, of uitgieten van de "zeven laatste plagen"
over de wereld, en over de zoogenaamde kerk, die er in begrepen is.
De Joodsche Kerk was
de "schaduw," of het vóórbeeld
op den vleeschelijken trap (N) van alles wat de Evangelische eeuw geniet
op den geestelijken trap (M).
Dat wat vleeschelijk Israël
in den oogsttijd hunner eeuw heeft gezift en beproefd, was de Waarheid,
die hen ten tijde hunner bezoeking voorgehouden werd. De toen tot
rijpheid gekomene Waarheid, was de sikkel, en die scheidde de "ware Israëlieten"
van de zoogenaamde Joodsche Kerk, zoodat het bleek dat de ware tarwe
slechts een klein deel uitmaakte van hen die het in naam waren.
Zoo is het ook met den
oogsttijd dezer eeuw. De oogsttijd der Evangelische eeuw, evenals die der
Joodsche, is onder het oppertoezicht van den oppersten Maaier, de Heere
Jezus, die dan tegenwoordig moet zijn. (Openb. XIV:14.) Het eerste werk
van onzen Heer, in den oogsttijd dezer eeuw zal de scheiding tusschen het
ware en het valsche zijn.
De nominale kerk, om haar gemengden toestand,
noemt de Heer, "Babylon" –
verwarring; en de oogsttijd is de tijd voor het scheiden van de
verschillende
klassen in de nominale kerk, en voor het rijpen en volmaken van klasse n.
Tarwe zal van [281] onkruid gescheiden worden, de rijpe tarwe van het
onrijpe graan, enz. Die uit klasse n zijn "eerstelingen"
van de tarwe, en nadat zij afgescheiden zijn, zullen zij ter bestemder
tijd, Christus' Bruid worden, en voor eeuwig met en als haar Heer zijn.
|
r - Jesus, at His
second advent
"And if I go and prepare a place for you, I will come again, and receive
you unto myself; that where I am, there ye may be also."
John 14:3
s - Little Flock, separating from nominal church
"And I heard another voice from heaven, saying, Come out of her, my
people, that ye be not partakers of her sins, and that ye receive not of
her plagues."
Revelation 18:4
S - World's time of
trouble in Gospel Harvest. Separation of Wheat and Tares.
|
De afscheiding van deze kleine kudde uit
Babylon wordt aangetoond door figuur S. Zij is op weg om één
te worden met haren Heer, en om Zijnen Naam te dragen en Zijne
heerlijkheid te deelen. De verheerlijkte Christus, Hoofd en lichaam,
wordt aangeduid door figuur w. Figuur t, u, en v
stellen Babylon voor, de Naamkerk, in stukken scheurende, en vallende,
gedurende dezen "tijd van benauwdheid," in den "dag onzes
Heeren."
Hoewel dit een vreeselijke zaak schijnt, zal het toch van
groot voordeel voor de ware tarwe zijn. Babylon valt omdat zij niet is,
wat zij zich voorgeeft te zijn. De "Naamkerk" bevat vele
huichelaars, die zich aan haar verbonden hebben, om haar eervol aanzien in
het oog der wereld, en die door hun gedrag Babylon tot een slechten
reuk in de neusgaten der wereld maken.
De Heer heeft altijd hun waar
karakter gekend, maar naar Zijn voornemen, laat Hij hen aan henzelven
over, tot aan den "oogst," als wanneer Hij uit Zijn koninkrijk
zal vergaderen al de ergernissen, en degenen die de ongerechtigheid doen,
en zullen dezelven in den vurigen oven werpen (benauwdheid, verwoestende
hun zoo genaamd stelsel en valsche betooging) . . . . Dan zullen de
rechtvaardigen blinken gelijk de zon in het Koninkrijk huns Vaders. (Matth.
XIII:41, 43.)
De benauwdheid komende over de Kerk, zal
grootendeels
veroorzaakt worden door den wasdom van Ongeloof en Spiritisme, in
verschillende soorten, hetgeen zware beproevingen zijn zullen, daar
Babylon
zoovele leeringen heeft, strijdende met Gods Woord. Evenals in den
oogsttijd der Joodsche eeuw, het kruis van Christus voor den Jood, die eer
[282] en macht verwachtte, een steen des aanstoots was, en den
wereldwijzen Griek een ergernis, zoo zal in den oogsttijd der Evangelische
eeuw, dat kruis wederom een steen des aanstoots, en een rots der ergernis
zijn.
|
t - Great Company
"Now if any man build upon this foundation ...wood, hay, stubble; ... it shall
be revealed by fire; and the fire shall try every
mans work..."
I Corinthians 3:12,13
u - Babylon Falling
"And the great city was divided into three parts, and ... fell; great Babylon
came in remem- brance before God to give unto her the cup of the wine of the fierceness of
his wrath."
Revelation 16:19
v - Babylon, Hypocrite Element
"And he cried mightily with a strong voice, saying, Babylon the great is
fallen, and is become the habitation of devils, and the hold of every foul spirit."
Revelation 18:2
w - Glorified Christ, Head
and Body
"And I John saw the holy city, the new Jerusalem...prepared as a bride adorned
for her husband."
Revelation 21:2 |
Ieder die iets anders op Christus gebouwd
heeft, dan het goud, het zilver, en de kostelijke steenen der Waarheid, en
die een karakter heeft, daarmede overeenstemmende, zal zich in den tijd
des "toorns" (vuur) zeer in't nauw gebracht voelen, want al het
hooi, het hout en de stoppelen van leer en verrichtingen zullen
vernietigd worden.
Zij die behoorlijk gebouwd hebben, en die
dientengevolge het goedgekeurde karakter bezitten, worden afgebeeld door
figuur S, terwijl t voorstelt de "groote schare"
verwekt door den Geest, maar die op hout, hooi, en stoppelen gebouwd
hebben –
tarwe, maar niet ten volle gerijpt ten tijde van het binnenhalen der
eerstelingen (S).
Zij (t) verliezen den prijs van den troon, en van de
goddelijke natuur, maar zullen ten laatste wedergeboren worden tot
geestelijke wezens eener lagere orde dan de goddelijke natuur. Hoewel
deze waarlijk gezalfd zijn, heeft de geest der wereld hen in zulke mate
overmand, dat zij er niet in slaagden hun leven ten offer te brengen.
Zelfs in den "oogsttijd," terwijl de levende leden der
Bruidsgemeente van de anderen gescheiden worden door de Waarheid,
zullen de ooren van die anderen, met in begrip van klasse t traag
zijn om te hooren. Zij zullen traag zijn om te gelooven, en traag om in
dien tijd van scheiding te handelen.
Zij zullen, zonder twijfel, zeer
verschrikt zijn, als zij later beseffen, dat de Bruidsgemeente ingezameld
is, en vereenigd met den Heer, en dat zij omdat zij lusteloos en beladen
waren, dien hoogen prijs verloren hebben; maar de schoonheid van Gods
plan, die zij dan zullen beginnen in te zien, evenals de groote liefde die
er uit spreekt, voor [283] zich zelven en voor de geheele wereld, zal hun
smart overwinnen, en zij zullen uitroepen:
"Halleluja, want de
Heere, de almachtige God, heeft als Koning geheerscht. Laat ons blijde
zijn, en vreugde bedrijven, en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft
des Lams is gekomen, en Zijne vrouw heeft zich zelve bereid." Openb. XIX:6,
11.
Merk ook hier op, hoe rijkelijk de Heer in alles voorziet. Hun wordt
de boodschap gezonden. –
Hoewel gij niet tot de Bruid des Lams behoort, moogt gij aan het avondmaal
van de bruiloft tegenwoordig zijn –
"Zalig zijn zij, die geroepen zijn tot het avondmaal van de bruiloft
des Lams" (vers 9).
Deze schare zal ter bestemder tijd, door de
kastijdingen des Heeren tot volle overeenstemming met Hem en Zijn plan
komen, en zij zullen hunne kleederen wasschen om ten laatste een plaats
naast de Bruid te bereiken –
y op den geestelijken trap L –
Openb. VII:14, 15.
|
x - The glorified
Christ class reigning
"...they shall be priests of God and of Christ, and shall reign with him a
thousand years."
Revelation 20:6
y - The Great Company
"...a great multitude which no man could number...stood before the
throne, and before the Lamb, clothed
with white robes,
and palms
in their hands."
Revelation 7:9
z - Fleshly Israel restored
"And so all Israel shall be saved: as it is written, There shall come
out of Zion the Deliverer,
and shall turn away ungodliness
from Jacob."
Romans 11:26
|
De tijd der benauwdheid, die de wereld zal
aantasten, zal zijn nadat Babylon begonnen is te vallen en in stukken
te scheuren. Het zal een omverstooten zijn van alle menschelijke
vereenigingen en regeeringen, de wereld alzoo voorbereidende voor de
regeering der gerechtigheid.
Gedurende dien tijd van benauwdheid zal
vleeschelijk Israël (e), dat
uitgeworpen was totdat de volheid der Heidenen zoude zijn ingekomen, weder
in Gods gunst hersteld worden, en de Evangelische Kerk of geestelijke Israël
zal voltooid en verheerlijkt worden. Gedurende de Duizendjarige eeuw zal
Israël de voornaamste natie der aarde
zijn, aan het hoofd van allen op den aardschen volmaaktheids trap (N),
waarbij langzamerhand al de gerechtvaardigden in éénheid
en harmonie zich voegen zullen.
Hun terugkeer tot de volmaakte
menschelijke natuur, evenals die der gansche wereld, zal een werk zijn dat
trapsgewijze voortgaat, tot wier voltooing de [284] geheele Duizendjarige
eeuw noodig zal zijn. Gedurende die Duizendjarige regeering van Christus,
zal de Adamitische dood langzamerhand worden
verslonden of vernietigd.
Zijne verschillende
graden –
ziekte, smart, en zwakheid, zoowel als het graf –
zullen onder de macht van den grooten Hersteller komen, totdat aan het
einde dier eeuw de groote pyramide van onze kaart volkomen zal zijn. De
Christus (x) zal het hoofd van alle dingen zijn, –
van de groote schare van menschen en engelen –
naast den Vader; daarnaast in orde en rang zal zijn de groote schare
geestelijke wezens (y) en dan de engelen; vervolgens Israël naar het
vleesch (z), (waardoor alleen ware Israëlieten begrepen zijn) aan het
hoofd van aardsche natiën; dan de wereld der menschen (w)
wedergebracht tot een volmaakt bestaan; gelijk het hoofd van het
menschelijke geslacht, Adam, vóór
zijnen val.
Deze wederherstelling zal gaandeweg volbracht
worden,
gedurende de Duizendjarige eeuw –
de "tijden der wederherstelling" (Hand. III:21). Sommigen echter
zullen van onder de menschen worden vernietigd; ten eerste, allen die
met volle gelegenheid en licht, weigeren vorderingen te maken in
gerechttigheid
en volmaaktheid (Jes. LXV:20), en ten tweede, zij die gevorderd zijnde in
de volmaking, in de laatste beproeving aan het einde der eeuw ontrouw
blijken te zijn. (Openb. XX:9.)
Dezulken sterven den tweeden dood, waarop
geene opstanding meer volgen kan, of herstelling beloofd is. Slechts ééne
volle, persoonlijke beproeving wordt gegeven. Slechts één
rantsoen zal er ooit gegeven geworden zijn. Christus sterft niet weder.
Als wij het groote
plan van onzen Vader bezien, dat de verhooging der kerk ten doel had,
waardoor
Israël en al de geslachten der aarde
gezegend werden met een wederherstelling aller dingen, dan worden wij
herinnerd aan het lied der engelen: [285] |
W - Mankind restored
to perfection
and harmony
with God
"... Behold the tabernacle of God is with men, and he will dwell with
them,
and they shall
be his people,
and God himself
shall be with them,
and be their God."
Revelation 21:3 |
"Eere zij God in
de hoogste hemelen, vrede op aarde, in de menschen een welbehagen!"
Dat
zal de voltooing van Gods plan wezen –
het bijeenvergaderen van alle dingen in Christus. Wie zal dan zeggen, dat
Gods plan eene mislukking geweest is? Wie zal dan zeggen, dat Hij het kwade
niet ten goede gekeerd heeft, en den toorn van menschen en duivelen niet
gebruikt heeft tot Zijn eigenen lof?
De pyramide figuur
dient niet alleen om ons duidelijk volmaakte wezens voor te stellen, maar
beantwoordt ook zoo goed aan het doel, de éénheid
der schepping voor te stellen, die éénheid
zooals zij zijn zal, als eenmaal alles bereikt zal zijn onder Christus, het
Hoofd niet alleen van de Gemeente, welke is zijn lichaam, maar ook van alle
ding beide in hemel en op aarde. (Ef. I:10.)
|
|
Christus Jezus was het "begin,"
het "hoofd," de "hoeksteen," de voornaamste
"uiterste
hoeksteen" van dat groote gebouw, dat nu nog slechts begonnen is;
en in harmonie met al de lijnen en hoeken van den buitensten oppersten
hoeksteen, moeten al de steenen gebouwd worden.
Het doet er niet toe
hoeveel verschillende soorten van steenen er zijn, hoeveel verschillende
naturen, aardsche en hemelsche er onder Gods zonen zijn, maar allen, om
Hem eeuwig welbehagelijk te zijn, moeten den beelde Zijns Zoons
gelijkvormig wezen.
Allen die tot dit gebouw willen behooren, moeten deel
hebben aan den geest van gehoorzaamheid aan God, van liefde jegens Hem en
Zijne schepselen (zoo duidelijk in Jezus voorgesteld) –
het vervullen van de wet: Gij zult liefhebben den Heere uwen God, met
geheel uw hart, gemoed, ziel en krachten, en uwen naasten als uzelven.
|
|
Bij den
ontwikkelingsgang (zooals Gods Woord deze toevergadering aller dingen,
beide hemelsche en aardsche, onder één
hoofd uitteekent, werd Christus Jezus het hoofd, het eerst uitverkoren,
[286] daarna de Kerk of de Gemeente, welke is zijn lichaam. Engelen en
anderen volgen dan in rang, daarna de verwaardigden uit Israël,
en de wereld. |
|
Te
beginnen met de hoogsten, zal de orde voortgaan, totdat allen tot
éénheid en harmonie zullen gebracht
worden. Eene bijzonderheid is het, dat deze beproefde, voornaamste,
opperste hoeksteen, het eerst gelegd is, en een hoek (fundeering) steen
genoemd wordt.
Dit toont het feit aan dat de grond van alle hoop op God en
gerechtigheid gelegd is, niet op de aarde, maar in de hemelen. En zij die
daaronder gebouwd zijn, en met deze hemelsche grondlegging vereenigd zijn,
er aan vastgehouden worden door hemelsche aantrekkingen en wetten. En
hoewel deze orde juist de omgekeerde is van een aardsch bouwwerk, hoe
eigenaardig toch, dat de steen in wiens gelijkenis het geheele gebouw
bevonden wordt, het eerst gelegd is.
En hoe eigenaardig ook, dat onze grondveste
opwaarts gelegd is, niet benedenwaarts, en dat wij als levende steenen
"op gebouwd worden in alle dingen tot Hem" Aldus zal het werk
gedurende de Duizendjarige eeuw voortgaan, en ieder schepsel, van elke
natuur, in hemel en op aarde, zal God loven en dienen in den weg van
volmaakte gehoorzaamheid.
Het heelal
zal dan rein zijn, want in dien dag "zal het geschieden dat alle
ziel, die dezen profeet niet zal gehoord hebben, uitgeroeid zal worden uit
den volke" –
in den tweeden dood. Hand. III:22, 23.
|
|
De
Tabernakel in de Woestijn.
Dezelfde
leer, in deze kaart der eeuwen afgebeeld, vinden wij in dit goddelijk
toebereidezinnebeeld, waarover wij later in meer bijzonderheden zullen
treden. Wij plaatsen dit naast de kaart, opdat de verschillende trappen
of schreden naar het Heilige der Heiligen beter kunnen worden
onderscheiden
en gewaardeerd. Buiten den voorhof van [287] den Tabernakel, ligt de
geheele wereld in zonde, op trap R.
Door de "poort" ingaande in
den "voorhof" worden wij geloovigen of gerechtvaardigden
op trap N. Zij die vooruitgaan in heiliging, "jagen" naar de
deur van den Tabernakel, en ingaande (trap M) worden zij priesters. Zij
worden versterkt door de "toonbrooden," verlicht door den
"kandelaar," en in staat gesteld welbehagelijke wierook Gode op
te offeren door Jezus Christus aan het gouden altaar.
Eindelijk, in de
eerste opstanding, gaan zij den toestand van geestelijke volmaking, of
het "Heilige der Heiligen" (trap L) in, en worden met Jezus vereenigd
in de heerlijkheid Zijns Koninkrijks, trap K.
|
|
|
To Return to Home Page click on Chart
|
|
Send
E-Mail to
English Only
|
|
|