| |
Hoofdstuk
11.
De
Drie Wegen:
De Breede Weg,
De Smalle Weg,
De Verhevene Weg. |
-De
breede weg ten verderve.
-De smalle weg ten leven.
-Wat is leven?
-De goddelijke natuur.
-Verhouding der goddelijke
en menschelijke natuur.
-Het loon aan het einde van den smallen weg.
-De hooge roeping beperkt tot het Evangelie tijdperk.
-Zwarigheden en gevaren op den smallen weg.
-De groote of hooge weg van heiligheid.
|
Few find
the "narrow way" to life today.
|
"Wijd
is de poort des verderfs, en breed de weg die daartoe leidt; en velen zijn
zij die daardoor binnengaan.
"Hoe nauw is de poort des
levens! hoe
moeielijk de weg die daarheen voert! en hoe weinigen zijn zij die dezelve
vinden." Matth. VII: 13, 14. Diaglott vertaling.
|
The "highway of holiness" will be available for all.
|
"En
aldaar zal eene verhevene baan, en een weg zijn, welke de heilige weg zal
genaamd worden: de onreine zal er niet doorgaan, maar hij zal voor dezen
zijn, die deze weg wandelt zelfs de dwazen zullen niet dwalen.
"Er
zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, noch
aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop wandelen. Jes.
XXXV:8,9.
|
The downward path is becoming
more glazed
and slippery
with sin. |
Drie wegen, “de
breede weg,” “de smalle weg,” en de “verhevene” of
groote weg, worden aldus in den Bijbel tot onze aandacht gebracht. (240) De
breede weg des Verderfs.
Deze
weg is aldus genaamd als de gemakkelijkste voor het ontaarde menschelijke
geslacht. Zes duizend jaren geleden, als een zondaar ten verderve
veroordeeld, sloeg Adam (en het geslacht in hem vertegenwoordigd) dezen weg
in, en na negenhonderd en dertig jaren bereikte hij het einde –
verderf.
Als
jaren en eeuwen daarheen rolden, is het naar beneden voerende pad meer en
meer glad gesleten, en het geslacht sneller en sneller ter verderve gespoed,
want de weg werd van dag tot dag meer glad en slibberig door de zonde.
En niet alleen dat de weg slibberiger wordt, maar de mensch verliest
dagelijks aan weerstandsvermogen, zoodat de gemiddelde lengte van eens
menschen leven nu ongeveer dertig jaren is. De mensch bereikt het einde
van den weg nu negenhonderd jaren vroeger dan de eerste mensch. |
For 6,000 years,
sin and death
have reigned relentlessly.
|
Gedurende
zes duizend jaren heeft het menschelijke geslacht bestending den breeden,
naar beneden voerenden weg vervolgd. Slechts betrekkelijk weinigen hebben
getracht hun koers te veranderen, en hunne voetstappen terug te treden.
Inderdaad is het onmogelijk geweest, den geheelen weg terug te keeren, en
de oorspronkelijke volmaaktheid te bereiken, ofschoon de pogingen daartoe
van sommigen prijzenswaardig, en niet
zonder weldadige gevolgen geweest zijn.
Gedurende zes duizend jaren hebben zonde en dood meedoogenloos over het
menschdom geregeerd, en het op dezen breeden weg des verderfs
voortgedreven. En tot aan het Evangelietijdperk werd geen weg ter
ontkoming zichtbaar.
Hoewel in vorige eeuwen in zinnebeelden en schaduwen, flouwe lichttstralen
van hoop gezien werden, door enkelen blijde begroet en naar gehandeld,
toch werden leven en onsterfelijkheid niet aan het licht gebracht eer onze
Heer en (241) Heiland, Jezus Christus, verscheen, en de Apostelen de goede
tijding van verlossing en vergeving der zonde, met een daaruit volgende, opstanding
uit het verderf, afgekondigd hadden. (2 Tim. I:10.) |
Jesus called
the new way
the "narrow way
to life." |
De
leeringen van Jezus en de Apostelen, brengen leven
aan het licht – een teruggave, of wederbrenging ten leven, voor de
geheele menschheid, als gegrond op de verdienste en het offer van den
Verlosser; en zij toonen dat dit de beteekenis is van vele der Oud
Testamentische zinnebeelden. Zij brengen ook onsterfelijkheid
aan het licht, de prijs van de hooge roeping der Evangelische Kerk.
(241
continued) Hoewel
een middel ter ontkoming van den breeden weg ten verderve, aan het licht
gebracht is geworden door het Evangelie, slaat de groote menigte des
menschdoms geen acht op de goede tijding, omdat zij door de zonde
verdorven, en door den vijand verblind is.
Hen
die nu dankbaar de belofte des levens aannemen, herstelling tot
menschelijk bestaan, door Christus, wordt een nieuwe geopende weg getoond,
waarmede gewijde geloovigen meer dan de menschelijke natuur bereiken
kunnen, en tot een hoogere natuur, de geestelijke, veranderd worden. Deze
nieuwe weg “gewijd voor ons,” –
het koninklijk priesterdom (Hebr. X:20.) noemt onze Heer
|
Because of
its narrowness,
many prefer
to avoid it. |
“De
smalle weg ten leven.”
Onze
Meester zegt ons dat het is om de nauwheid van dezen weg – dat velen
liever op den breeden weg des verderfs blijven. “Eng (moeielijk) is de
poort en de weg is nauw die tot het leven leidt, en weinigen zijn er, die
denzelven vinden.”
Alvorens dezen weg met deszelfs bezwaren en gevaren te behandelen, zullen
wij eerst het einde waar het toe leidt, namentlijk, het leven, bezien.
Gelijk reeds gezien is, kan het leven op verschil lende (242) hoogten van
bestaan, genoten worden, hooger zoowel als lager dan het menschelijke.
Leven
is een breede, veel omvattende uitdrukking; maar hier gebruikt onze Heere
haar in betrekking tot dien hoogsten vorm des levens, toebehoorende aan de
goddelijke natuur – onsterfelijkheid – de prijs, waarnaar Hij ons uit
noodigde te jagen. |
What is life? |
Wat
is leven? Wij nemen het niet alleen waar in ons zelven, maar wij zien
deszelfs werking in de lagere dieren, en zelfs in het plantenrijk, en wij
hooren van deszelfs bestaan in hoogere vormen, die der engelen, en de
goddelijke. Hoe zullen wij een zoo veel omvattende uitdrukking omschrijven? |
Jehovah is
the great fountain of all life. |
Hoewel
wij de geheime bronnen des levens niet in allen zullen kunnen ontdekken,
mogen wij toch veilig aannemen, dat het Goddelijke Wezen, Jehovah, de
groote fontein van alle leven is, waaruit al deze bronnen voorzien worden.
Elk leven grondt zich in hem en hangt van hem af. |
The divine nature is life
independent, unlimited, exhaustless. |
Alle leven, hetzij in
God, of in Zijne schepselen, is hetzelfde: het is een krachtgevend
beginsel, geen zelfstandig lichaam. Het is een beginsel dat eigen
is aan God, maar dat bij Zijne schepselen ontstaat uit zekere oorzaken
door God verordineerd, en waarvan Hij dus de oorzaak, de oorsprong of
fontein is.
Van daar dat het
schepsel geenszins een deel is van of verwant aan des Scheppers wezen of
natuur, zooals sommigen zich verbeelden, maar het is Gods maaksel, waarin
Hij leven inblies.
Het
feit erkennende, dat alléén in de goddelijke natuur, onafhankelijk, onbegrensd, onuitputtelijk,
immer voortdurend leven is, dat evenmin ontstaat als het bestuurd wordt
door omstandigheden, zien wij dus dat Jehovah boven die natuurlijke wetten
en bronnen staat, welke Hij verordineerd heeft voor het onderhoud zijner
schepselen.
Het is deze hoedanigheid, alléén
toebehoorende
aan de goddelijke natuur, die beschreven wordt door de uitdrukking (243) onsterfelijkheid. Gelijk reeds is aangetoond, beteekent onsterfelijk,
niet vatbaar om te sterven, en dientengevolge ook niet vatbaar voor ziekte
en smart.
Eigentlijk
beteekent onsterfelijkheid zooveel als goddelijkheid. Uit de goddelijke
onsterfelijke fontein komt voort alle leven en zegening, elke goede en
volmaakte gift, gelijk als de aarde haar licht en levenskracht van de zon
ontvangt.
|
The sun is
the fountain of light
to the earth. |
De zon is de groote fontein van licht voor de aarde, verlichtende alle
dingen, voortbrengende vele verschillende kleuren, en schakeeringen van
licht, naarmate de dingen die zij beschijnt. Het zelfde zon licht dat op
een diamant, op een baksteen, en op verschillende soorten van glas schijnt,
geeft in het oogloopende verschillende lichteffecten.
Het
licht is hetzelfde, maar de voorwerpen die het beschijnt verschillen in
hun vermogen om het te ontvangen en het te weerkaatsen. Zoo is het met
leven: het vloeit alles uit de eene onuitputtelijke fontein. De oester
heeft leven, maar zijn organisme is van dien aard, dat hij van weinig
leven gebruik kan maken, evenals de baksteen niet veel van het licht der
zon weerkaatsen kan.
Zoo
ook met elk der hoogere openbaringen van leven in dier, visch en vogel.
Gelijk de verschillende soorten van glas in het zonnelicht, alzoo
vertoonen deze verschillende schepselen ook op verschillende wijze, de
verscheidene organische krachten die zij bezitten, als hun organisme door
het leven bezield wordt. |
Man does not possess
inherent life. |
De
geslepen diamant is zoo ontvankelijk voor het licht, dat het schijnt alsof
het zelf licht bezat en zelf een miniatuur zon ware. Alzoo ook de mensch,
een der meesterstukken van Gods schepping, alleen maar “een weinig
minder dan de engelen.”
Hij was zoo voortreffelijk gemaakt, om het leven te kunnen ontvangen en te
behouden door de middelen die God verschafte, en die nooit verminderden.
Zoo was Adam, eer hij viel, grooter dan (244) eenig ander aardsch schepsel,
niet wegens eenig verschil in het levensbeginsel dat hem ingeplant was,
maar wegens het hoogere organisme
dat hij bezat.
Toch, denken wij er aan, dat gelijk de diamant geen licht kan weerkaatsen
tenzij beschenen door de zon, zoo kan ook de mensch alleen het leven
bezitten en genieten zoolang de toevoer van leven wordt voortgezet. |
The beginning
of human life |
De mensch
heeft geen leven uit zich zelve: hij is evenmin een fontein van leven als
de diamant een fontein van licht is. En een der sterkste bewijzen dat wij
geen onuitputtelijke voorraad van leven in ons zelven hebben, of met
andere woorden, dat wij niet onsterfelijk zijn, is, dat sedert de zonde in
kwam, de dood tot ons geheele geslacht is doorgegaan.
God had beschikt dat de mensch in Eden toegang zoude hebben tot de leven
voedende boomen, en het paradijs, waarin hij geplaatst was, was ruim
voorzien van “alle (soort van) geboomte,” goed voor voedsel en
versiering. (Gen. II:9,16,17.) Onder de boomen des levens, geschikt tot
voedsel, was er één verboden.
Hoewel
hem voor een tijdlang verboden was van den boom der kennis te eten, was
het hem vergund vrijelijk te eten van boomen die het leven volmaakt
onderhielden, en alleen na zijn overtreding werd hij er van gescheiden,
opdat de doodstraf in werking zoude kunnen treden. Gen. III:22. |
As the diamond loses its beauty when light is
withdrawn,
so man loses life without God. |
Men
ziet dus dat de heerlijkheid en de schoonheid van het menschdom
afhankelijk zijn van den voortdurenden toevoer van leven, even als de
schoonheid van den diamant afhankelijk is van den voortdurenden toevoer
van zonnelicht.
Toen de zonde, het menschdom van het licht en leven beroofde, en de
voorraad teruggehouden werd, begon het kleinood zijn glans en schoonheid
te (244 continued) verliezen, en werd eindelijk in het graf van het
laatste spoor er van beroofd.
“Zijne
bevalligheid smelt als eene (245) mot.” Ps. XXXIX:12.
Gelijk de diamant zijne schoonheid en glans verliest als het licht
weggenomen wordt, zoo verliest ook de mensch het leven als God hem den
voorraad ontneemt. |
"There is
no work...
nor knowledge...
in the grave..."
|
“En
de mensch geeft den geest, waar is hij dan?”
(Job XIV:10.)
“Zijne
kinderen komen tot eer, en hij
weet het niet; of zij worden klein, en hij let niet op hen” (vers
21).
“Want
er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het
graf daar hij heen gaat.” Pred. IX:10.
|
Man is to have
his beauty restored.
|
Maar
aangezien een zoenoffer gevonden werd, wijl de doodstraf door den
Verlosser betaald is, zal het kleinood zijn schoonheid herkrijgen, en
wederom het beeld van den Schepper weerkaatsen, als de Zon der
gerechtigheid opgaat, en er genezing is onder zijne vleugelen. (Mal.
IV:2.)
Het
is om het zoenoffer, de offerande van Christus, dat “Allen die in de
graven zijn, zullen uitgaan.” Er zal een teruggave zijn van alle dingen;
en als dit geschied is, zal de mensch volmaakt leven hebben, gelijk in den
beginne, en zal dit door gehoorzaamheid voor eeuwig kunnen behouden. |
Divine nature
was originally
the possession
of God.
"Who only
hath immortality..."
I Timothy 6:16 |
Dit is
echter niet de belooning waarop Jezus doelt als zijnde het einde van den
smallen weg. Uit andere Schriftuurplaatsen leeren wij dat voor hen die den
smallen weg bewandelen, de beloofde belooning is, “de goddelijke natuur”
– leven in zich zelve, leven in dien hoogsten graad die alléén door
de goddelijke natuur kan worden bezeten – onsterfelijkheid.
Welk
een hoop! Durven wij streven naar zulk een hoogte van heerlijkheid? Zeker
zoude zonder bepaalde en duidelijke uitnoodiging niemand met eenig recht
daarnaar streven.
Uit 1 Tim. VI:14-16 leeren wij dat de onsterfelijke of goddelijke natuur
oorspronkelijk alleen door Jehovah bezeten was. Wij lezen:
“Hij
(Jezus) zal te zijner tijd (het Duizendjarige tijdperk) vertoonen de
zalige en alleen machtige Heere, de Koning der (246) koningen, en Heere
der heeren, die alleen onsterflijkheid heeft, en een ontoegankelijk
licht bewoont; denwelken geen mensch gezien heeft,
noch zien kan.”
Alle andere wezens, engelen, menschen, dieren, vogels, visschen, enz.,
zijn slechts vaten, elk eene mate van leven inhoudende, en allen
verschillende in karakter, vermogen, en hoedanigheid overeenkomstig het
organisme waarmede het den Schepper behaagd heeft allen te voorzien.
Verder
leeren wij dat Jehovah die oorspronkelijk alléén
onsterfelijkheid bezat, zijnen Zoon, onze Heer Jezus hoogelijk verheven
heeft tot dezelfde goddelijke, onsterfelijke natuur, van daar dat hij nu het
uitgedrukte beeld is van des Vaders persoon. (Hebr. I:3.) Zoo lezen wij: |
Immortality is
now offered to
the Bride of Christ. |
Gelijk de Vader het leven heeft in zich zelven, alzoo
heeft Hij ook den Zoon gegeven, het leven te hebben in zich zelven. (Leven
in zich zelven, is Gods uitlegging van “onsterfelijkheid” – leven in
zichzelven, niet uit andere bronnen geput, noch ook afhankelijk van
omstandigheden, maar een onafhankelijk, eigen leven.) Joh. V:26.
Sedert
de opstanding van den Heer Jezus, zijn dus twee wezens onsterfelijk; en
wonderbare genade, de zelfde aanbieding wordt gedaan aan de Bruid des Lams
die gedurende het Evangelie tijdperk uitverkoren wordt.
Toch
zullen niet allen uit de groote schare, die in naam tot de Kerk behooren,
dezen grooten prijs ontvangen, doch alleen dat “kleine kuddeke” van
overwinnaars, die alzoo loopen dat zij het verkrijgen; die vlak achter den
Meester aan, in Diens voetstappen wandelen, en den enger weg der
zelfsverloochening tot in den dood betreden.
Deze, als zij in (246
continued) de opstanding zullen zijn wedergeboren uit den dood, zullen de
goddelijke natuur en vorm hebben. Deze onsterfelijkheid, de onafhankelijke,
zelfbestaande, goddelijke natuur, is het leven waartoe de enge weg leidt.
|
The Church class
is to be raised
with spiritual bodies. |
(247) Deze
klasse zal niet uit het graf als menschelijke wezens worden opgewekt; want
de Apostel verzekert ons, dat hoewel in het graf natuurlijke lichamen
gezaaid worden, zij als geestelijke lichamen zullen worden opgewekt.
Deze
zullen allen “verandered” worden, en gelijkerwijs zij eenmaal het
beeld des aardschen (natuurlijken) mensch gedragen hebben, alzoo zullen
zij oók
het beeld der hemelsche natuur dragen.
Maar,
“het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen” – wat een
geestelijk lichaam is; maar, wij weten dat als Hij geopenbaard zal zijn,
wij Hem gelijk zullen wezen, en
deelen zullen in “de heerlijkheid die geopenbaard zal worden.” – 1
Joh. III:2; Col. I:27; 2 Cor. IV:17; Joh.
XVII:22; 1 Petr. V: 10; 2 Thess. II:14. |
The Gospel Age
is designated exclusively
for this call. |
Niet
alleen is deze roeping tot een verandering
van natuur, uitsluitend beperkt tot het Evangelie tijdperk, maar het
is het eenige aanbod dezer eeuw. Van daar dat de aangehaalde woorden van
onzen Heer aan het begin van dit hoofdstuk, allen op den breeden weg des
verderfs omvatten, die niet loopen naar den prijs, nu
aangeboden.
Allen die zulks niet doen, zijn nog op den breeden weg, de anderen alleen
zijn vooralsnog ontkomen aan het oordeel dat over de wereld ligt. Deze weg,
de eenige weg ten leven, nu open, vindt om zijne vele moeielijkheden,
slechts weinigen die begeeren hem te bewandelen. De groote menigte onder
het menschdom, verkiest in hare zwakheid, den breeden gemakkelijken weg
der zelfbevrediging. |
The path
from death to life
is a
"Narrow Way" today. |
De
enge weg, hoewel in leven, in onsterfelijkheid uitloopende, zoude een weg
des doods kunnen genaamd worden, wijl de prijs er van behaald wordt door
de opoffering van de menschelijke natuur tot in den dood. Het is de enge
weg des doods, ten leven.
Beschouwd als vrij van de schuld, en den doodstraf door Adam over hun
gekomen, geven, (248) of offeren de
gewijden vrijwillig die menschelijke rechten op die, als de hunnen hen toegerekend waren, en die zij ter
bestemder tijd, met de wereld in het algemeen ook werkelijk ontvangen
zouden hebben.
Gelijk
“de mensch Christus Jezus” zijn leven aflegde of opofferde voor de
wereld, zoo worden dezen medeofferaars met hem. Niet dat Zijn offerande
onvoldoende was, en dat er nog anderen noodig waren; maar terwijl de zijne
geheel voldoende is, wordt hun geoorloofd te dienen en met Hem te lijden
ten einde Zijne Bruid en Medeerfgename te worden.
Alzoo dan, terwijl de wereld onder het oordeel ten doode verkeert, en
stervende is met Adam, wordt
dit “kleine kuddeke” door het hierboven beschrevene proces van
geloofsberekening en offerande, gezegd te sterven met
Christus.
Zij
offeren op, en sterven met hem
als menschelijke wezens, ten einde deel te verkrijgen aan de goddelijke
natuur, en de heerlijkheden met
hem; want wij gelooven dat als wij met
hem gestorven zijn, wij ook met
hem leven zullen. Indien wij met hem lijden, wij zullen ook met hem
verheerlijkt worden. – Rom. VIII:17; 2 Tim. II:11,12. |
With the end
of the Gospel Age,
the Narrow Way
will close. |
In
het begin van het Duizendjarige Rijk, zullen zij, die nu den smallen weg
bewandelen, den grooten prijs waar zij om liepen, de onsterfelijkheid,
behaald hebben; en alzoo bekleed zijnde met de goddelijke natuur en met
kracht, zullen zij bereid zijn tot het groote werk van herstelling en
zegening der wereld, gedurende dat tijdperk.
Met
het einde van het Evangelie tijdperk zal de (248 continued) smalle weg
naar onsterfelijkheid zich sluiten, omdat het uitverkoren klein kuddeke
dat daarop getoetst en beproefd moest worden, voltallig zal zijn.
“Nu is de welaangename” (Grieksch, dektos, aanneembaar) tijd” – de
tijd waarin zij die offeren, komende in de verdienste van Jezus, en dood
zijnde (249) met hem, Gode welaangenaam zijn – een welriekende offerande.
De
dood, als de straf door Adam, zal niet voor eeuwig worden toegelaten; hij
zal te niet gedaan worden gedurende het Duizendjarige Rijk; als een offerande
zal hij alleen welaangenaam zijn en beloond worden gedurende het
Evangelie tijdperk. |
"For if ye live
after the flesh,
YE SHALL DIE;
but if ye
through the Spirit
do mortify the deeds of the body, YE SHALL LIVE."For as many as are led by the Spirit of God,
they are the sons of God."
Romans 8:13,14 |
Het
is alleen als “nieuwe schepselen” dat de heiligen dezer eeuw op den
weg ten leven zijn; en alleen als menschelijke wezens worden wij ten
verderve gewijd als offerande.
Indien wij, als menschelijke schepselen, gestorven zijn met Christus, zoo
zullen wij ook als nieuwe, geestelijke wezens met hem leven. (Rom. VI:8.)
De geest Gods in ons, de veranderde geest, is de kiem van de nieuwe natuur.
Het nieuwe leven zoude gemakkelijk verstikt kunnen worden, en Paulus
verzekert ons, dat als wij door de waarheid uit den geest geboren zijnde,
wij naar het vleesch wandelen, wij sterven zullen (ons leven verliezen),
maar zoo wij door den Geest de werkingen des lichaams dooden (de neigingen
der menschelijke natuur ten onder brengen) wij (als nieuwe schepselen)
leven zullen; want de kinderen Gods zijn die, welke door den Geest Gods
geleid worden. (Rom. VIII:13, 14.)
Dit te bedenken is van het grootste belang voor alle gewijden, want in
dien wij een verbond gesloten hebben met God om de menschelijke natuur op
te offeren, en indien die offerande Hem welaangenaam was, is het nutteloos
te trachten die terug te nemen. Het menschelijke wordt door God beschouwd
dood te wezen, en moet werkelijk sterven om nooit weder hersteld te worden.
Alles wat dus gewonnen kan worden door weder te keeren en naar het vleesch
te wandelen, is slechts een kleine menschelijke bevrediging ten koste van
de nieuwe geestelijke natuur. |
There is
another class;
it is partially overcome
by the world,
the flesh,
or the devil. |
Er
zijn, echter, vele gewijden, begeerig naar den (250) prijs, en die door
den Geest verwekt zijn, die gedeeltelijk overwonnen worden door de
begeerlijkheden dezer wereld, de lusten des vleesches, of de listen van
den duivel.
Zij verliezen voor een deel het uitzicht op den ons voorgestelden prijs,
en trachten op een middenweg te wandelen – de gunst van God te behouden,
en de gunst der wereld, vergetende dat “de vriendschap der wereld,
vijandschap is tegen God.” (Jac. IV:4.), en dat de vermaningen aan hen
die in den wedloop om den prijs loopen, zijn “Heb de wereld niet lief,”
en “Zoek niet de eer van elkander, maar die eer, welke van God alleen
komt. – 1 Joh. II:15; Joh. V:44.
|
Purified by
the fire
of affliction. |
Zij
die de tegenwoordige wereld liefhebben, maar die den Heer niet geheel
verlaten hebben, noch ook zijn verbond veracht, ontvangen eene geeseling,
en loutering door het vuur der smart.
Gelijk de Apostel het uitdrukt, zij worden overgegeven aan Satan tot
verderf des vleesches, opdat de geest (de pas verwekte natuur) behouden
moge worden in den dag van den Heere Jezus. (1 Cor. V:5.)
En indien recht geoefend door den tucht, zullen zij ten laatste ontvangen
worden in den geestelijken toestand.
|
The rugged, steep,
narrow way
of the Christian
The difficulties
of the narrow way
are a separating
principle, refining
the people of God. |
Zij zullen
eeuwig gestelijk leven hebben als de engelen, maar zullen den prijs der
onsterfelijkheid verliezen. Zij zullen God dienen in Zijnen tempel, en vóór
den troon staan, bekleed met lange witte kleederen, en palmtakken in hunne
handen (Openb. VII:9-17); maar hoewel dit heerlijk zijn zal, het zal toch
niet zoo heerlijk zijn als de plaats bekleed door het (250 continued)
“kleine kuddeke” der overwinnaars, die Gods koningen en priesters zijn
zullen, gezeten met Jezus in zijnen troon als Zijne Bruid en
mede-erfgename, en met hem gekroond met onsterfelijkheid.
Onze
weg is een ruw, steil, smal pad, en ware het niet dat ons voor elken
opvolgenden stap van de reis kracht gegeven werd, wij zouden den eindpaal
(251) nimmer bereiken. Maar het woord van onzen Hoofdman geeft ons moed:
“Hebt goeden moed, ik heb overwonnen; mijne genade is u genoeg, want
mijne kracht wordt in zwakheid volbracht.” (Joh. XVI:33; 2 Cor.
XII:9.)
De moeielijkheden van dezen weg moeten als een afscheidend beginsel werken
om een “afgezonderd volk” te heiligen en te louteren, ten einde
“erfgenamen Gods en medeerfgenamen van Jezus Christus” te worden.
Met het oog op deze dingen, laat ons met vrijmoedigheid toegaan tot den
troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en genade
vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd, als wij den goeden strijd
des geloofs strijden om de “onverwelkelijke kroon der heerlijkheid” te
behalen, welke is – de goddelijke natuur, onsterfelijkheid. 2 Tim. IV:8;
1 Petri V:4:
|
The way
to the worlds restitution
will not
be sacrifice,
but proper enjoyment
of human rights. |
De
Heilige Weg.
Terwijl
de bijzondere hoop van het Evangelie tijdperk zoo boven alles heerlijk is,
en de weg er heen overeenstemmend moeielijk – smal, bij elken stap omringd
van bezwaren en gevaren – zoodat weinigen
ze vinden en den grooten prijs aan den eindpaal behalen, zal de nieuwe orde
der dingen in het toekomende tijdperk geheel verschillend zijn. Waar een
nieuwe hoop voorgesteld wordt, zoo leidt ook een nieuwe geheel andere weg
daarheen.
De weg tot onsterfelijkheid is een weg geweest die de opoffering
vereischte van die op zich zelf wettige en gepaste hoop, eerzucht, en
begeerten – de voortdurende opoffering van de menschelijke natuur. Maar
de weg tot menschelijke volmaaktheid, tot wederherstelling, de hoop der
wereld, vereischt alleen het afleggen van de zonde: niet de opoffering van
menschelijke rechten en privilegieën,
maar het ware genieten er van. |
There will be
a highway, specially prepared
for easy travel.
Garden of Gethsemane
The Narrow Way
is a pathway
of sacrifice
and "Gethsemane"
experiences.
|
Het zal
leiden tot persoonlijke (252) reiniging, en herstelling naar het beeld
Gods, waarvan Adam genoot eer de zonde de wereld binnentrad.
De
terugweg tot werkelijke menschelijke volmaaktheid zal zeer duidelijk en
gemakkelijk gemaakt worden; zoo duidelijk, dat niemand zich zal kunnen
vergissen; zóó duidelijk, dat de reiziger en zij die er niet bekend
mede zijn, niet zullen dwalen; (Jes. XXXV:8. –
Leeser); zóó
duidelijk, dat niemand zijnen naaste zal behoeven te onderrichten,
zeggende: Kent den Heere ! want zij zullen Mij allen kennen van hunnen
kleinsten af, tot hunnen grootsten toe. (Jer. XXXI:34.)
In
plaats van een engen weg dien weinigen kunnen vinden, wordt het “eene
verhevene baan,” een openbare weg genoemd – niet een smal, steil, ruw,
moeielijk, omheind pad, maar een weg bijzonder bereid voor gemakkelijk
reizen, –
geriefelijk ingericht ten behoeve der reizizers. De verzen 8 en 9 toonen
aan dat het een openbare weg is, open voor alle verlosten –
voor iedereen. Ieder mensch, voor wien Christus stierf, die de
gelegenheden en zegeningen gekocht door het kostbaar bloed, wil erkennen
en zich ten nutte wil maken, mag dezen verhevenen baan, dezen heiligen weg
betreden naar den grooten eindpaal van volmaakte wederherstelling tot
menschelijke volmaaktheid en voortdurend leven.
(252
continued) Niet
alleen zullen dezen gerekend worden gerechtvaardigd te zijn, en hun een
toegerekend standpunt van heiligheid en volmaaktheid in Gods oog, gegeven
worden, als zij dezen heiligen weg aanvaarden en inslaan, maar zij zullen
daarop tot werkelijke volmaaktheid doorgaan, als een gevolg van hun streven
en hunne gehoorzaamheid, waartoe alle dingen hun gunstig zullen gemaakt
worden door hun Verlosser, die dan met macht regeert.
Elk
mensch zal naar zijne behoeften geholpen worden door het wijze en volmaakte
bestuur van het nieuwe Koninkrijk. Dit is, zooals sommigen (253)
begrijpen zullen, het rechtmatige gevolg van het zoenoffer.
Dewijl onze Heer, de mensch Christus Jezus, zich zelven gaf, een rantsoen
voor allen, en wil dat allen tot de kennis der waarheid zullen komen en
daardoor tot werkelijke volmaaktheid, waarom maakt hij niet in eens een
goeden “breeden heirweg voor allen?
Waarom neemt hij de beletselen, de steenen des aanstoots, de kuilen en
valstrikken niet weg? Waarom den zondaar niet geholpen om tot volle
overeenstemming met God terug te komen, in plaats van den weg ruw, smal en
doornig te maken, moeielijk te vinden, en nog moeielijker om te bewandelen?
Omdat men niet recht het Woord der waarheid weet te onderscheiden, noch ook
inziet dat het tegenwoordige smalle pad leidt naar den bepaalden prijs, en
bestemd is voor de beproeving en de uitverkiezing van eene kleine kudde
mede-erfgenamen, –
het Lichaam van Christus, –
die, als zij uitverkoren en met haar Hoofd verhoogd zal zijn, alle volken
zal zegenen, hebben velen verwarde denkbeelden over dit onderwerp verkregen.
In gebreke blijvende, Gods plan te doorzien, hebben velen getracht in deze
eeuw een heiligen weg te prediken, een gemakkelijke weg ten leven, waar die
niet bestaat, en zij verwarren en verdraaien de zaak, om de feiten en de
Schriften met hun verkeerde theorieën
te
doen aansluiten.
Op
den heirweg, die geopend, staat te worden, zullen alleen zondige dingen
verboden worden, terwijl zij die het smalle pad bewandelen, zich zelven
verloochenen moeten, en vele dingen moeten opofferen die niet zondig zijn,
zoowel als voortdurend strijden tegen boezemzonden. Die is een pad van
opoffering, terwijl die in de toekomende eeuw een heirweg van gerechtigheid
zijn zal.
|
Ignorance
and superstition
will be past.
Righteousness
will finally
receive its
due reward.
|
Van
dien heirweg wordt beteekenisvol in zinnebeeldige taal verklaard: “geen
leeuw zal er zijn, en geen verscheurend gedierte zal daarop komen, (254)
noch daarop gevonden worden.” (Jes. XXXV:9.)
Hoevele vreeselijke leeuwen liggen nu in den weg van hen die met
blijdschap de zondige paden zouden willen verlaten, en de gerechtigheid
navolgen. Daar is de leeuw van een ontaard openbaar gevoel, die menigeen
terughoudt van te wagen de voorschriften des gewetens te gehoorzamen in
wat het dagelijksch leven betreft – kleeding, woning, zaken, enz.
De leeuw der verzoeking tot sterken drank verhindert duizenden die hem
gaarne weggenomen zagen. Geheelonthouders en matigheidsvoorstanders hebben
nu een reuzentaak in handen, welke alleen het gezag en de macht van de
volgende eeuw zal kunnen opheffen, en hetzelfde kan gezegd worden van
andere goede pogingen tot zedelijke verbetering.
“Geen
verscheurend gedierte zal daarop gaan.”
Geen reusachtige vereenigingen, samengesteld om zelfzuchtige persoonlijke
belangen vooruit te helpen ten koste van het algemeen belang, zullen
geduld worden.
“Men
zal nergens leed doen, noch verderven op den ganschen berg mijner
heiligheid” (koninkrijk), zegt de Heere. (Jes. XI:9.)
(254
continued) Hoewel
er bij het overwinnen van kwade neigingen, enz., moeielijkheden te bekampen
zullen zijn, toch zal dat, in vergelijking met het smalle pad dezer eeuw,
een gemakkelijke weg zijn.
De
steenen (steenen des aanstoots) zullen allen weggeruimd zijn, en de banier
der waarheid zal omhoog gestoken worden tot de volken. (Jes. LXII:10.)
Onwetendheid
en bijgeloof zullen tot het verledene behooren, gerechtigheid zal de haar
toekomende belooning ontvangen, terwijl aan het kwaad deszelfs rechtvaardig
loon zal toegemeten worden. (Mal. III:15,18.)
|
Broad Road
Narrow Way
|
Door
gezonde kastijdingen, passende aanmoedigingen, en duidelijke voorschriften,
zal het menschdom als teruggekeerde verloren zoons, onderwezen en geoefend
worden om op te klimmen tot de heerlijke volmaktheid waarvan vader Adam
(255) nederviel.
Aldus,
zullen de vrijgekochten des Heeren wederkeeren (uit het verderf langs de
groote heirweg der heiligheid) met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun
hoofd wezen; vroolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar
droefenis en zuchting zullen wegvlieden. (Jes. XXXV:10.)
Onze
Heere heeft slechts twee dezer wegen aangehaald, omdat de bestemde tijd
tot opening des derden wegs nog niet daar was – evenals hij bij het
aankondigen der goede boodschap zeide: Deze Schrift is in uwe ooren
vervuld, en hij tevens den “dag der wrake” niet noemde omdat het
daarvoor nog geen tijd was. (Vergelijk Luk. IV:19, en Jes. LXI:2.)
Alzoo
hebben wij een “Breeden Weg” gevonden, waarop tegenwoordig de groote
menigte des menschdoms reist, misleid door den “Vorst dezer wereld,” en
geleid door bedorven neigingen.
éénen
mensch.
Wij hebben bemerkt dat de “Heilige Weg” ontsloten zal worden door onzen
Heer, die zichzelven gegeven heeft, een rantsoen voor allen, en allen
verlost heeft van het verderf waarheen de “Breede Wege” leidt, en
dat die Heilige.
Weg
ter bestemder tijd toegankelijk en gemakkelijk zal zijn voor al de verlosten
die hij met Zijn dierbaar bloed gekocht heeft.
Wij
hebben verder, ontdekt dat de tegenwoordige “enge weg,” ontsloten door
de verdienste van dat zelfde dierbare bloed, een bijzondere weg, leidende
tot een bijzonderen prijs is, met opzet smal en moeielijk gemaakt om te
dienen tot toets en tuchtschool voor hen, die nu worden uitverkoren om deel
te hebben aan de goddelijke natuur, en medeerfgenamen te worden van onzen
Heere Jezus in het heerlijk Koninkrijk, dat spoedig zal geopenbaard worden,
ten zegen voor allen.
Zij
die (256) deze hoop hebben, –
die dezen prijs zien – rekenen
alle andere dingen schade te zijn, en achten die drek in vergelijking. Fil.
III:8-15.
|
To Return to Home
Page
click on Chart |
|
Email
English Only |
|
|